ECLI:NL:TGZCTG:2019:278 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.007

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:278
Datum uitspraak: 12-11-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): c2019.007
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gz-psycholoog. De gz-psycholoog is werkzaam bij een GGZ-instelling en heeft in 2016 met klager een gesprek gehad. Dit gesprek heeft niet geleid tot behandeling bij de instelling. Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij een mens die nood heeft en hulp zoekt heeft mishandeld en hem opzettelijk verkeerd heeft geïnformeerd. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege concludeert dat het beroepschrift niet de gronden van het beroep bevat en verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.007 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

F., gz-psycholoog, werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. B. van der Kamp te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 15 mei 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen F. – hierna de gz-psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 december 2018, onder nummer 1878c, heeft dat college de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 oktober 2019, waar zijn verschenen klager, in persoon, en de gemachtigde van de gz-psycholoog, mr. B. van der Kamp, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerster is werkzaam bij een GGZ-instelling (hierna: de instelling).

Op 10 maart 2016 heeft tussen een collega van verweerster en klager een telefoongesprek plaatsgevonden. Daarin is afgesproken dat klager zou worden uitgenodigd voor een intakegesprek bij een andere collega van verweerster op 16 maart 2016. Per e-mail van 16 maart 2016 heeft de collega van verweerster dit gesprek bevestigd. De inhoud van deze e-mail was als volgt: “Zoals wij telefonisch bespraken willen wij u uitnodigen voor een intakegesprek 16 maart om 15.30 uur  in

[D.] met collega [C.]. Voor informatie over de afdeling Psychodynamische Psychotherapie kunt u terecht op  www.[X].nl. Het gesprek zal zich richten op de vragen die u heeft over het kunnen profiteren van psychotherapie in de groep gericht op uw persoonlijkheidsproblematiek.”

Het gesprek met de (medeaangeklaagde) collega is niet goed verlopen. Daarna heeft er nog telefonisch contact plaatsgevonden tussen klager en een collega van verweerster over het sluiten van het dossier. Dit resulteerde in een nieuwe uitnodiging die bij brief van de collega van verweerster aan klager d.d. 1 april 2016 is verzonden voor een gesprek met (onder meer) verweerster op 6 april 2016. Dit gesprek heeft plaatsgevonden maar heeft, zoals al aangekondigd in de uitnodigingsbrief, niet geleid tot behandeling bij de instelling.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster dat zij:

1)      een mens die nood heeft en hulp zoekt heeft mishandeld;

2)      een patiënt opzettelijk verkeerd heeft geïnformeerd;

3)      misbruik heeft gemaakt van een klachtenprocedure om eigen project intern te verkopen;

4)      een klacht heeft veranderd om de dader een hand boven het hoofd te houden;

5)      een verzekeraar heeft doorbelast voor geleverde wanprestatie (mishandelen);

6)      verantwoording weigert te nemen en haar positie misbruikt.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster stelt voorop dat klager niet-ontvankelijk is omdat hij geen belang heeft bij zijn klacht.

Verder herkent zij zich helemaal niet in de aantijgingen van klager, die zij gemotiveerd heeft betwist. Er is getracht klager zo optimaal mogelijk te ondersteunen. Zij is van mening dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

5. De overwegingen van het college

Het college is van oordeel dat de klacht wel degelijk ontvankelijk is. De klacht komt immers hierop neer dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij als gz-psycholoog jegens klager in acht diende te nemen.

Ten aanzien van de inhoud van de klacht overweegt het college het volgende.

De bemoeienis van verweerster met klager heeft zich beperkt tot een gesprek met klager op 6 april 2016, samen met een collega.

Het college beschikt over een verslag van dit gesprek. Uit de inhoud van dit verslag, dat voor het college richtinggevend is, valt niet af te leiden dat verweerster enig tuchtrechtelijk verwijt te maken is. Ook overigens is er geen enkele aanwijzing dat verweerster enig verwijt treft.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Het beroepschrift, gedateerd 7 januari 2019, bevat niet, zoals vereist ingevolge artikel 73, tweede lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) in verbinding met artikel 19, eerste lid, onder c, van het Tuchtrechtbesluit BIG, de gronden van het beroep. Klager is bij brief van 28 januari 2019 in de gelegenheid gesteld de gronden van het beroep aan te vullen, uiterlijk op 25 februari 2019.  De nadien van klager ontvangen stukken bevatten geen gronden van beroep in de thans voorliggende zaak tegen de gz-psycholoog.

4.2       Nu de gronden van het beroep niet binnen de gestelde termijn zijn aangevuld, moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Klager kan derhalve niet in zijn beroep worden ontvangen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter; Y. Buruma en

Y.A.J.M. van Kuijck, leden-juristen en E.D. Berkvens en L.C. Mulder, leden-beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 12 november 2019.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris   w.g.