ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2501 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1228

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2501
Datum uitspraak: 17-12-2012
Datum publicatie: 17-12-2013
Zaaknummer(s): 1228
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Psychiater. Klaagster verwijt verweerder dat hij privacygevoelige informatie over haarzelf, haar partner en haar kinderen heeft opgenomen in de brief van 10 januari 2012 aan het UWV en dat hij deze brief heeft opgestuurd zonder eerst met klaagster te overleggen. Waarschuwing.

Uitspraak: 17 december 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 februari 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde ter zitting C

tegen:

D

psychiater

werkzaam te E

wonende te E

verweerder

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift en de aanvulling daarop

-         de repliek

-         de dupliek en de aanvulling daarop

-         de pleitnotitie overgelegd door de gemachtigde van klaagster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 14 november 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster werd in 2011 door haar huisarts verwezen naar een psychiater in verband met depressieve klachten en boulimia. Klaagster heeft daarvoor in het najaar van 2011 contact opgenomen met verweerder. Het eerste gesprek was gepland op 23 januari 2012, maar is op verzoek van klaagster vervroegd naar 17 november 2011. Zij wilde een eerdere diagnose omdat zij een bezwaarschrift ging indienen tegen het besluit van het UWV om haar arbeidsgeschikt te verklaren. Na het intakegesprek op 17 november 2011 volgden nog twee gesprekken. Verweerder heeft op 5 december 2011 een verslag gemaakt van zijn bevindingen en opgestuurd naar de huisarts. Klaagster heeft de bedrijfsarts van het UWV (hierna: de bedrijfsarts) op 28 december 2011 gemachtigd om vragen te stellen aan verweerder over de diagnose, de behandeling en de prognose. Begin januari 2012 heeft de bedrijfsarts verweerder gevraagd een tiental vragen te beantwoorden. Verweerder heeft voor zijn brief aan de bedrijfsarts op 10 januari 2012 het eerdere verslag aan de huisarts gebruikt en op een enkel onderdeel aangepast. Zo heeft verweerder in de conclusie de zinsnede ‘wel is er sprake van een combinatie van een dysthyme stoornis en karakterprobleem’ vervangen door ‘wel is er sprake van een combinatie van een langer bestaande onvrede betreffende diverse levensvelden en levenstijdperken en karakterprobleem’. Verweerder heeft klaagster een kopie gestuurd van de brief aan de bedrijfsarts. Tijdens een gesprek op 31 januari 2012 heeft verweerder deze brief met klaagster en haar partner besproken en afgesproken dat door klaagster geconstateerde feitelijke onjuistheden daarin zouden worden gecorrigeerd.

Klaagster heeft haar correcties weergegeven in een e-mail aan verweerder van 23 februari 2012. Verweerder heeft deze mail integraal doorgestuurd naar de bedrijfsarts.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij privacygevoelige informatie over haarzelf, haar partner en haar kinderen heeft opgenomen in de brief van 10 januari 2012 aan het UWV. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij deze brief heeft opgestuurd zonder eerst met klaagster te overleggen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder zegt dat hij met klaagster had afgesproken dat hij het verzoek om informatie van het UWV zou afwachten en de bedrijfsarts vervolgens over zijn bevindingen zou informeren. Klaagster heeft daar volmondig mee ingestemd. Toen het verzoek om informatie kwam  meende verweerder aan dit verzoek te kunnen voldoen. De bedrijfsarts vroeg onder meer een kopie van de voortgangsrapportage aan de huisarts. Omdat in dat verslag de relevante informatie was opgenomen heeft verweerder dit verslag nog eens kritisch doorgenomen, enkele niet relevante interpretaties weggelaten en de conclusie veranderd omdat bij nader inzien ‘dysthyme stoornis’ als diagnose niet haalbaar bleek door onvoldoende ernst.

Klaagster heeft niet om inzage vooraf gevraagd. Verweerder heeft de door hem verstrekte informatie direct in kopie aan klaagster toegezonden en uitvoerig met klaagster besproken. Klaagster heeft verweerder  uit eigen initiatief verslagen van onderzoeken van haar oudste zoon door GGZ toegezonden. Verweerder mocht daarom die gegevens bij zijn onderzoek betrekken. Klaagster heeft nimmer gezegd dat enige informatie buiten het verslag moest blijven. De doorgestuurde e-mail betroffen feitelijke correcties van klaagster. Daarom lag het niet op de weg van verweerder daar commentaar op te geven en heeft hij de correcties integraal doorgestuurd.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt vast dat verweerder klaagster zou gaan behandelen en door haar is benaderd om in het kader van de behandeling een diagnose te stellen ten behoeve van de bezwaarprocedure bij het UWV. Daarmee is naar het oordeel van het college sprake van een behandelrelatie.

Verweerder wijst erop dat klaagster de bedrijfsarts toestemming had gegeven om informatie op te vragen. Dat neemt echter niet weg dat verweerder klaagster in de gelegenheid diende te stellen de brief in te zien en daarop commentaar te leveren alvorens deze te verzenden (art. 457 lid 1 Boek 7 BW). Het ging immers niet om een brief aan een (andere) behandelaar, maar om informatie aan een bedrijfsarts. Deze informatie zou worden gebruikt bij de beoordeling door het UWV of klaagster al dan niet in aanmerking kwam voor een uitkering in het kader van de sociale zekerheid en daarbij had klaagster (financieel) belang.

Door klaagster eerst de brief te laten lezen en haar reactie daarop te horen alvorens deze te verzenden had verweerder tevens kunnen voorkomen dat de brief aan de bedrijfsarts feitelijke onjuistheden bevatte.

Verweerder diende zich in de brief aan de bedrijfsarts te beperken tot de beantwoording van de specifieke vragen en daarbij slechts relevante, feitelijke informatie te verstrekken. (zie o.a. Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens, januari 2010 sub 3.2). De in de ogen van verweerder (te) lage geldelijke vergoeding van het UWV is geen reden om andere maatstaven te hanteren.

Verweerder heeft de vragen van de bedrijfsarts en zijn antwoorden daarop niet in de brief weergegeven. In de brief staan wel uitgebreide passages over de (werk)situatie van de partner van klaagster, verhuizingen etc., zonder dat de relevantie van deze passages voor de beantwoording van de vragen wordt aangegeven. Verweerder kan desgevraagd niet zeggen welke passage (s) in de brief betrekking heeft/hebben op de (zesde) vraag van de bedrijfsarts over de prognose van het psychische beeld van klaagster. De brief vermeldt evenmin welke, c.q. waarom bepaalde vragen niet worden beantwoord. Zo gaat een van de vragen over de medicatie van klaagster. In de brief wordt deze vraag echter niet beantwoord, hoewel klaagster al gedurende langere tijd het antidepressivum citalopram gebruikt. Het feit dat verweerder van de bedrijfsarts geen negatieve reactie heeft gekregen op zijn brief maakt het voorgaande niet anders.

Het college is op grond van voorgaande overwegingen van oordeel dat de brief aan de bedrijfsarts inhoudelijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Voorts constateert het college dat verweerder weinig inzicht toont in de onjuistheid van zijn handelen.

De klacht dient op beide onderdelen gegrond te worden verklaard. 

Verweerder is tekort geschoten in de zorg, die hij jegens klaagster behoorde te betrachten en het college acht het opleggen van een maatregel aangewezen.

Het college is van oordeel dat in dit geval met een (ernstige) waarschuwing kan worden volstaan, omdat verweerder niet eerder in aanraking is geweest met het tuchtrecht.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gegrond;

-         waarschuwt verweerder.

Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter, mr. P.J.M. van Wersch als lid-jurist, M. Ch. Doorakkers, dr. R.J. Verkes en T.S. van der Veer als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C. Chapelle als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

17 december 2012 in aanwezigheid van de secretaris.