ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0535 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.740A

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0535
Datum uitspraak: 23-11-2010
Datum publicatie: 11-02-2011
Zaaknummer(s): GDW2010.740A
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: In een bij de Kameer aanhangige klachtprocedure, verzoekt de KBvG om zich in de procedure te mogen voegen. De Kamer overweegt dat de Gerechtsdeurwaarderswet het incident van voeging niet kent en ziet -omdat in het voorontwerp kaderwet tuchtprocesrecht die mogelijkheid evenmin is opgenomen- geen aanleiding een precedent te scheppen. Het verzoek wordt afgewezen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing in incident tot voeging van 23 november 2010

Stichting E-Court,

gevestigd te Amsterdam,

klaagster in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

gemachtigde mr. [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

en

DE KONINKLIJKE BEROEPSORGANISATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS,

verzoekster in het incident,

gemachtigde mr. [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de klacht van 12 oktober 2010;

-        de brief van 19 oktober 2010 waarin het verzoek tot voeging wordt gedaan;

-        het antwoord van klaagster in het incident d.d. 25 en 29 oktober 2010;

-        het antwoord van de gerechtsdeurwaarder in het incident van 6 november 2010.

De uitspraak in het incident is bepaald op 23 november 2010.

2. De beoordeling in het incident

2.1 Bij brief van 12 oktober 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde. De KBvG heeft verzocht dat haar wordt toegestaan zich in de klachtzaak aan de zijde van de gerechtsdeurwaarder te voegen. Zij heeft daartoe het volgende gesteld. Klaagster heeft aan het bestuur van de KBvG eerder haar standpunt gevraagd over de kwestie die thans aan de Kamer voorligt. In een brief van 4 oktober 2010 is die vraag, met name die of het wenselijk is dat de gerechtsdeurwaarder zich in de incassozaken van klaagster met de oproeping belast, negatief beantwoord.

De KBvG heeft daarbij gemotiveerd betoogd dat dit een handeling is waarvan de gerechtsdeurwaarder zich als openbaar ambtenaar dient te onthouden.

2.2 Het belang van de onderhavige klacht is groter dan het individuele belang van louter de beklaagde gerechtsdeurwaarder. Aan de KBvG is bij wet (art. 57 lid 1 Gdw) opgedragen de goede en beroepsuitoefening door haar leden te bevorderen. In dat algemene belang is het verzoek gedaan

2.3 Klaagster heeft zich tegen voeging verzet. Daartoe heeft zij in haar email van 25 oktober 2010 aangevoerd dat de wet daartoe geen ruimte biedt en de mogelijkheid tot voeging niet kent, beklaagde in staat moet worden geacht zijn eigen belangen te kunnen behartigen, het standpunt van de KBvG al uit de overgelegde brief van 4 oktober 2010 blijkt, dit zal leiden tot onnodige vertraging terwijl een spoedige uitleg over een technische kwestie dringend is gewenst. In haar brief van 29 oktober 2010 heeft klaagster haar standpunt nader onderbouwd.

2.4 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de KBvG, buiten de haar ten dienste staande commissies en overlegpodia waaronder dat van de Ledenraad in de KBvG, heeft gemeend een positie in te nemen waar meerdere gerechtsdeurwaarders in Nederland het niet mee eens zijn. In de stellingname van de KBvG worden diverse uitwerkingen ter zijde geschoven terwijl deze thans volledig worden ingebracht voor de Kamer. De gerechtsdeurwaarder deelt de stelling van de KBvG dat “de goede ambtsuitoefening” onderwerp van de procedure is niet. Het gaat wat hem betreft of de gerechtsdeurwaarder een rol heeft bij de oproeping bij de procedure bij E-court of niet. Dit alles gegeven het feit dat de minister in zijn brief van 12 april 2010 omtrent E-court de formulering “rechtzoekende” gebruikt. De wijze waarop de gerechts-deurwaarder dat gaat doen is vanzelfsprekend geborgd in alle kwaliteitsregels die op de ambtsuitoefening van toepassing zijn. De gerechtsdeurwaarder merkt op dat de Gerechtsdeurwaarderswet de term voeging niet kent

2.5 De Kamer overweegt als volgt. Tot uitgangspunt dient dat de Gerechtsdeurwaarderswet de mogelijkheid tot voeging als door de KBvG gewenst, niet kent. Er zijn geen gronden om aan te nemen dat hier sprake is van een omissie. Te minder nu in het voorontwerp kaderwet tuchtprocesrecht de mogelijkheid van voeging evenmin is opgenomen. De Kamer ziet in het kader van de onderhavige klacht ook geen bijzondere omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven om op dit punt een precedent te scheppen. Het standpunt van de KBvG als verwoord in de brief van 4 oktober 2010 maakt al integraal onderdeel uit van de door klaagster ingediende klacht. Dit alles leidt tot de conclusie dat het verzoek tot voeging zal worden afgewezen.

3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-        wijst af het verzoek van de KBVG zich in de klachtzaak te voegen aan de zijde van de gerechtsdeurwaarder;

-        houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.