ECLI:NL:TADRSGR:2017:219 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-497/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:219
Datum uitspraak: 20-11-2017
Datum publicatie: 21-11-2017
Zaaknummer(s): 17-497/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
  • Berisping
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft op verzoek van zijn cliënte - de ex-echtgenote van klager - met de minderjarige kinderen (11 en 12 jaar oud) van klager gesproken. Hij heeft daardoor onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Reeds vanwege de jeugdige leeftijd van beide kinderen en vanwege de spanningen rond de omgangsregeling tussen klager en diens ex-echtgenote, had verweerder van een gesprek met die kinderen moeten afzien. Daar komt bij dat verweerder klager niet op voorhand in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om met de minderjarige kinderen in gesprek te gaan - laat staan dat hij daarvoor toestemming van klager heeft gevraagd. Verweerder heeft door aldus te handelen de belangen van klager en mogelijk ook die van de kinderen geschaad. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 20 november 2017

in de zaak 17-497/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mail van 2 juni 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 29 juni 2017 met kenmerk R 2017/50 cij/dh, door de raad ontvangen op 30 juni 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 september 2017 in aanwezigheid van klager. Verweerder is, zonder bericht, niet verschenen.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de bij 1.2 genoemde brief van de deken gevoegde stukken.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager en zijn ex-echtgenote zijn gescheiden. Zij hebben twee minderjarige kinderen: een zoon van 11 jaar oud en een dochter van 12 jaar oud. Klager heeft een geschil met zijn ex-echtgenote over de omgangsregeling en de kinderalimentatie. Klager wordt in dat geschil bijgestaan door een advocaat. De ex-echtgenote wordt bijgestaan door verweerder.

2.2 Bij e-mail van 23 mei 2017 heeft de ex-echtgenote klager onder meer als volgt bericht:

“(…) Vandaag zijn de kinderen en ik bij mijn advocaat langs geweest. De kinderen hadden veel vragen, die ik niet wilde beantwoorden omdat ik geen foute antwoorden wil geven of ze wil beïnvloeden. Vandaar mijn keus om dit gesprek aan te vragen. (…)”

2.3 Verweerder heeft de advocaat van klager bij e-mail van 31 mei 2017 als volgt bericht:

“(…) Recentelijk had ik een gesprek met de kinderen. Daarbij liet [zoon] mij onder meer weten, dat hij voor de komende tijd de voorkeur geeft aan een aangepaste regeling, die dan zou inhouden dat i.p.v. weekends sprake zal zijn van een zaterdag of zondag, van 10.00 uur (cliënte brengt) tot 20.00 uur ([zoon] eet dan bij uw cliënt, die hem dan ook terugbrengt). [Zoon] zal in voorkomende gevallen overigens zelf aangeven wanneer hij weer eens wil blijven slapen, hetgeen vooral afhankelijk zal zijn van het wat meer rekening houden met zijn specifieke situatie.

Nu cliënte deze aangepaste regeling in het belang van [zoon] acht, stelt zij voor de regeling een aanvang te laten nemen op zaterdag, 17 juni a.s.

Ik verzoek u vriendelijk dit aan uw cliënt door te geven en mij een bevestiging te sturen dat uw cliënt [zoon] die dag daadwerkelijk om 20.00 uur weer zal terugbrengen en dat deze aangepaste regeling kan gaan lopen. (…)”

2.4 De advocaat van klager heeft verweerder per e-mail van 1 juni 2017 bericht dat verweerder niet met de kinderen in gesprek had mogen gaan, nu klager daar geen toestemming voor had gegeven.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zonder toestemming van klager met beide minderjarige kinderen van klager heeft gesproken.

3.2 Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Verweerder heeft, door zonder toestemming van klager met beide minderjarige kinderen te spreken, de omgang tussen klager en zijn kinderen geschaad. Het beantwoorden van vragen van kinderen in verband met onenigheid tussen de ouders na een echtscheiding is een delicate zaak die met veel voorzichtigheid behandeld moet worden. Van een in het personen- en familierecht gespecialiseerde advocaat mag worden verwacht dat hij een dergelijk gesprek nooit zonder toestemming van de andere ouder aangaat. Verweerder heeft door zijn handelen het signaal afgegeven dat ouderverstoting een acceptabele praktijk is.

4 VERWEER

4.1 De cliënte van verweerder heeft hem verzocht vragen van de kinderen, over onder meer begrippen uit het ouderschapsplan, te beantwoorden. De cliënte van verweerder heeft het gezag en de kinderen hebben hun hoofdverblijf bij haar. Zij was zelf ook bij het gesprek aanwezig. Verweerder heeft aan het verzoek van zijn cliënte op gepaste wijze voldaan en het gesprek voor alle betrokkenen een positieve insteek gegeven. Het is geenszins de bedoeling van wie dan ook om het contact tussen klager en zijn zoon te laten eindigen.

5 BEOORDELING

5.1 Blijkens de uitspraak van het Hof van Discipline van 19 juni 2017 (ECLI:NL:TAHVD:2017:102) moet het volgende tot uitgangspunt worden genomen. Het antwoord op de vraag of verweerder, door met de minderjarige kinderen in gesprek te gaan, heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt (artikel 46 Advocatenwet), is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval en is in het bijzonder niet (alleen) afhankelijk van de verblijfplaats van de kinderen, onder wiens gezag de kinderen staan of van de toestemming van (één van) de ouders. In situaties als de onderhavige, dient de advocaat van één van de ex-echtgenoten grote terughoudendheid te betrachten vanwege de precaire situatie die vaak aan een echtscheiding eigen is en omdat de kinderen geen ‘speelbal’ tussen hun ouders (en hun advocaten) mogen worden. Van de advocaat moet worden verlangd zich in beginsel te onthouden van het zelf zoeken van contact met het kind of van het zoeken van contact op aandringen van zijn cliënt, zowel mondeling als schriftelijk, en zich in het bijzonder te onthouden van contacten die de minderjarige zoekt op aandringen van de cliënt van de advocaat.

5.2 Vaststaat dat verweerder op uitdrukkelijk verzoek van zijn cliënte met de minderjarige kinderen heeft gesproken. De raad is, alle omstandigheden in aanmerking genomen en gelet op bovenstaande uitgangspunten, van oordeel dat verweerder daardoor onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Reeds vanwege de jeugdige leeftijd van beide minderjarige kinderen en vanwege de spanningen rond de omgangsregeling tussen klager en diens ex-echtgenote, had verweerder van een gesprek met die kinderen moeten afzien. Daar komt bij dat verweerder klager niet op voorhand in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om met de minderjarige kinderen in gesprek te gaan - laat staan dat hij daarvoor toestemming van klager heeft gevraagd. Verweerder heeft door aldus te handelen de belangen van klager en mogelijk ook die van de kinderen geschaad.

5.3 De klacht is gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft een ernstige fout gemaakt in een familierechtelijke procedure door zonder toestemming van klager met diens minderjarige kinderen te spreken. Gelet op de ernst van de gedraging acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,- aan reiskosten.

7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.H.M. Nijhuis en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2017.

Deze beslissing is in afschrift op 20 november 2017 verzonden.