ECLI:NL:TNORSHE:2020:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/71

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2020:1
Datum uitspraak: 20-01-2020
Datum publicatie: 14-02-2020
Zaaknummer(s): SHE/2018/71
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in de ter zitting ingediende klachten. De bij klaagschrift ingediende klacht valt uiteen in twee onderdelen. Het eerste klachtonderdeel betreft het verwijt van klager dat de notaris in zijn hoedanigheid van vereffenaar de door klager gestelde vordering betwist. De kamer acht dit niet klachtwaardig. De inhoudelijke discussie over deze vermeende vordering dient niet plaats te vinden in onderhavige tuchtprocedure. De beantwoording van de vraag of klager een vordering toekomt is voorbehouden aan de civiele rechter. Klachtonderdeel 1 wordt daarom ongegrond verklaard. Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt van klager dat de notaris zich (in onderhavige tuchtprocedure) heeft laten bijstaan door [mr. X], terwijl [mr. X] de notaris q.q. en/of erflaatsters erfgenamen ook heeft bijgestaan in eerdere procedures die klager jegens de notaris q.q. en/of erflaatsters erfgenamen had aangespannen. De kamer is van oordeel dat het niet aan een cliënt is om te beoordelen of het zijn advocaat vrijstaat om hem te vertegenwoordigen. Voor zover het [mr. X] - in de verhouding tussen hem en klager - niet vrij mocht hebben gestaan om de notaris (q.q.) in één of meerdere procedures bij te staan, kan dit niet aan de notaris worden verweten. De notaris staat immers buiten de verhouding tussen [mr. X] en klager. De omstandigheid dat de Raad van Discipline in het ressort [naam ressort] heeft geoordeeld dat het [mr. X] niet vrij stond om in een eerdere procedure op te treden als advocaat van de notaris q.q. maakt dit niet anders. Klachtonderdeel 2 wordt daarom ook ongegrond verklaard.

Klachtnummer    : SHE/2018/71

Datum uitspraak : 20 januari 2020

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

[klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats],

tegen

[de notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats],

gemachtigde: de heer mr. R. Teerink, advocaat te Tilburg (voorheen: [mr. X]).

1.         De procedure

1.1.       Bij e-mailbericht van 16 augustus 2018 aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) heeft [de partner van klager] (partner van klager) een klacht geformuleerd tegen de notaris. Dit e-mailbericht (met bijlagen) is op verzoek van klager op 23 oktober 2018 door de KNB aan de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) verzonden. De kamer heeft dit e-mailbericht op dezelfde dag ontvangen. Bij e-mailbericht van 25 oktober 2018 heeft de KNB desgevraagd nog een toelichting gegeven en een bijlage aan de kamer gezonden.

1.2.       Bij brief van 12 november 2018 heeft de kamer een kopie van de klacht aan de notaris gezonden en hem verzocht om zijn standpunt binnen drie weken kenbaar te maken.

1.3.       De gemachtigde van de notaris heeft bij brief van 28 november 2018 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.

1.4.       De kamer heeft partijen bij brief van 12 december 2018 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de klacht op de zitting van de kamer van 18 maart 2019. Daarbij is meegedeeld dat de klacht dan zal worden behandeld door mr. C. Kool, voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, rechter en mr. S. Lettinga, notaris.

1.5.       Klager heeft bij brief van (met bijlagen) van 4 januari 2019 een verzoek gedaan tot wraking van mr. Snijders en mr. Lettinga (hierna: de gewraakte leden). Als gevolg van het wrakingsverzoek is de behandeling van de klacht geschorst. De gewraakte leden hebben niet in de wraking berust.

1.6.       Het wrakingsverzoek (geregistreerd onder de nummers SHE/2019/5 en SHE/2019/6) is op 11 april 2019 (gecombineerd) behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer. Bij beslissing van 29 april 2019 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de gewraakte leden afgewezen.

1.7.       De klacht is vervolgens behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 18 november 2019, waarbij klager, zijn partner, de notaris en de gemachtigde van de notaris zijn verschenen. Partijen hebben hun visie op de klacht over en weer toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities die zij aan de kamer hebben overhandigd.

2.          De feiten

2.1.       Klager en zijn broer zijn geboren uit het huwelijk van [de moeder van klager] (hierna: moeder) en de [de vader van klager] (hierna: vader). Vader en moeder waren in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.

2.2.       In 1972 hebben vader en moeder een patiobungalow gekocht aan de [plaatselijke aanduidingen] (hierna: de bungalow).

2.3.       Bij testament van 12 februari 1973 heeft moeder (laatstelijk) over haar nalatenschap beschikt. Dit testament hield een ouderlijke boedelverdeling in als bedoeld in artikel 1167 BW oud.

2.4.       Moeder is op [datum] 1973 overleden.

2.5.       Vanaf begin 1980 onderhield vader een affectieve relatie met mevrouw [naam] (hierna: erflaatster).

2.6.       Vader heeft bij testament van 21 april 1993 laatstelijk over zijn nalatenschap beschikt. Bij dit testament heeft vader het vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap aan erflaatster gelegateerd en erflaatster, klager en de broer van klager (laatstgenoemde voor zijn legitieme portie) tot zijn erfgenamen benoemd.

2.7.       Op [datum] 1993 is vader met erflaatster in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.

2.8.       Op [datum] 1993 is vader overleden en heeft hij als erfgenamen achtergelaten:

- erflaatster voor 7/18 gedeelte van zijn nalatenschap;

- klager voor 7/18 gedeelte van zijn nalatenschap;

- de broer van klager voor 4/18 gedeelte van zijn nalatenschap.

2.9.       Klager is - op grond van het laatstelijk door vader opgemaakte testament en rekening houdend met het feit dat vader en erflaatster in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd - voor 7/36 onverdeeld gedeelte eigenaar van de bungalow geworden.

2.10.      Op 13 april 1995 is de akte van boedelbeschrijving/verdeling/afgifte legaat verleden, waarbij de nalatenschap van vader is beschreven, zijn nalatenschap is verdeeld en aan erflaatster het vruchtgebruiklegaat is afgegeven. In deze akte wordt niet vermeld of klager en zijn broer nog een vordering inzake de nalatenschap van moeder hadden.

2.11.      Erflaatster heeft laatstelijk een testament opgemaakt op 21 juni 2012, bij welk testament erflaatster vier erfgenamen heeft benoemd.

2.12.      Erflaatster is op [datum] 2015 overleden. Blijkens een verklaring van erfrecht d.d. 21 augustus 2015 hebben de vier erfgenamen de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard en volmacht gegeven aan de notaris om hen te vertegenwoordigen ter zake van het beheer over de nalatenschap alsmede ter zake van de vereffening van de nalatenschap.

2.13.      Bij verzoekschrift d.d. 25 november 2015 heeft klager ten laste van de erven van erflaatster en de notaris - kort gezegd - verzocht:

- een bevel tot rekening en verantwoording;

- een verbod om over te gaan tot de verkoop van de bungalow die in de nalatenschap valt en niet tot verdeling van de goederen over te gaan, totdat in rechte zal zijn beslist over de aanspraken van klager op de nalatenschap, althans een bevel tot zekerheidsstelling.

Bij beschikking van 17 maart 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank [naam rechtbank] zich onbevoegd verklaard ten aanzien van het verzoek tot verbod van verkoop voor zover het op de aanspraak van klager op de nalatenschap en/of mede-eigenaarschap berust en het verzoek voor het overige afgewezen.

2.14.      Bij beschikking van 8 februari 2016 heeft de rechtbank [naam rechtbank] de notaris benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster. Bij verzoekschrift tegen de notaris van 14 juli 2016 heeft klager genoemde rechtbank primair verzocht om de notaris van zijn taken als vereffenaar te ontslaan en een andere vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster te benoemen en subsidiair verzocht om een rechter-commissaris te benoemen die de notaris kan wijzen op zijn taken. Bij beschikking van 22 november 2016 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.

2.15.      Klager heeft de notaris q.q. vervolgens in een gerechtelijke procedure betrokken en - kort gezegd - een verklaring voor recht gevorderd, inhoudende dat klager een vordering toekomt op de onverdeelde nalatenschap van erflaatster, welke onderbedelingsvordering klager heeft verkregen door het overlijden van zijn moeder en dat de notaris q.q. geen beroep toekomt op verjaring van die vordering en te verklaren voor recht dat deze vordering van klager op de onverdeelde nalatenschap dient te worden begroot op een bedrag van € 449.300,-- en de notaris q.q. te veroordelen om voornoemd bedrag te voldoen aan klager.

[mr. X] trad in die procedure op als advocaat van de notaris q.q.

Bij vonnis van 1 februari 2017 heeft de rechtbank [naam rechtbank] de vorderingen van klager afgewezen.

2.16.      Klager is in hoger beroep gegaan van laatstgenoemd vonnis. Bij arrest van 3 april 2018 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

2.17.      De bungalow is inmiddels verkocht en geleverd aan een derde.

2.18.      Bij beslissing van 11 november 2019 heeft de Raad van Discipline in het ressort [naam ressort] geoordeeld dat het [mr. X] niet vrij stond om in de hiervoor onder 2.15. genoemde procedure op te treden als advocaat van de notaris q.q. Hoewel de Raad van Discipline heeft geoordeeld dat het [mr. X] wél vrij staat om de notaris in onderhavige tuchtprocedure bij te staan, heeft [mr. X] besloten om zich terug te trekken.

3.          De klacht

3.1.       Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht valt (kort gezegd) uiteen in de volgende onderdelen.

1.       De bungalow is niet goed onderhouden door erflaatster. Als gevolg van het achterstallig onderhoud is de waarde van de bungalow gedaald. Deze waardedaling komt voor rekening en risico van (de erven van) erflaatsters nalatenschap. De notaris weigert echter om deze waardedaling ten laste van erflaatsters nalatenschap te brengen, zodat ook klager de dupe is van de waardedaling.

2.       De notaris laat zich vertegenwoordigen door [mr. X], terwijl laatstgenoemde de notaris q.q. en/of erflaatsters erfgenamen eerder ook heeft bijgestaan.

3.2.       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts-)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Ter zitting ingediende klachten

4.2.       Voor zover klager ter zitting nieuwe klachten naar voren heeft gebracht, overweegt de kamer dat uit het bepaalde in artikel 9 van het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt) volgt dat ter zitting de klacht niet meer kan worden uitgebreid door het stellen van nieuwe klacht(onderdel)en. Indien een klager na indiening van het klaagschrift nieuwe klachten wenst in te dienen, zal hij hiervoor op grond van het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van genoemd reglement een apart klaagschrift moeten indienen en opnieuw griffierecht moeten betalen, alvorens de kamer bedoelde klachten in behandeling neemt. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de ter zitting ingediende klachten. Hierna zal de kamer ingaan op de bij klaagschrift ingediende klacht, die uiteenvalt in de hiervoor onder 3.1. opgesomde onderdelen.

Klachtonderdeel 1

4.3.       Klager stelt zich op het standpunt dat hij een vordering heeft op erflaatsters nalatenschap. Hij voert daartoe aan dat de bungalow onderhouden had moeten worden door erflaatster in haar hoedanigheid van vruchtgebruikster, hetgeen zij heeft nagelaten. Als gevolg daarvan is de waarde van de bungalow gedaald en heeft deze bij verkoop veel minder opgebracht dan als de bungalow in goede staat had verkeerd. Klager wenst hiervoor gecompenseerd te worden.

De notaris is van oordeel dat een grondslag voor de door klager gestelde vordering ontbreekt en dat het hem als vereffenaar van erflaatsters nalatenschap vrijstaat om de vermeende vordering te betwisten. Indien klager zich hierin niet kan vinden, moet hij volgens de notaris bij de civiele rechter een oordeel vragen.

4.4.       De kamer volgt de notaris in zijn verweer. Het enkele feit dat de notaris in zijn hoedanigheid van vereffenaar de door klager gestelde vordering betwist, is niet klachtwaardig. De inhoudelijke discussie over deze vermeende vordering dient niet plaats te vinden in onderhavige tuchtprocedure. De beantwoording van de vraag of klager een vordering toekomt ten laste van erflaatsters nalatenschap in verband met het achterstallig onderhoud van de bungalow is voorbehouden aan de civiele rechter. Ter zitting is komen vast te staan dat klager de notaris q.q. inmiddels in een civiele procedure heeft betrokken.

4.5.       Aangezien de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zal klachtonderdeel 1 ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2

4.6.       Klager verwijt de notaris dat hij zich (in onderhavige tuchtprocedure) heeft laten bijstaan door [mr. X], terwijl [mr. X] de notaris q.q. en/of erflaatsters erfgenamen ook heeft bijgestaan in eerdere procedures die klager jegens de notaris q.q. en/of erflaatsters erfgenamen had aangespannen.

De notaris voert aan dat hem niet kan worden verweten dat hij zich heeft laten bijstaan door [mr. X].

4.7.       De kamer volgt de notaris in zijn verweer. Het is niet aan een cliënt om te beoordelen of het zijn advocaat vrijstaat om hem te vertegenwoordigen. Voor zover het [mr. X] - in de verhouding tussen hem en klager - niet vrij mocht hebben gestaan om de notaris (q.q.) in één of meerdere procedures bij te staan, kan dit niet aan de notaris worden verweten. De notaris staat immers buiten de verhouding tussen [mr. X] en klager. De omstandigheid dat de Raad van Discipline in het ressort [naam ressort] heeft geoordeeld dat het [mr. X] niet vrij stond om in de hiervoor onder 2.15. genoemde procedure op te treden als advocaat van de notaris q.q. maakt dit niet anders.

4.8.       De notaris heeft niet tuchtrechtelijke verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 2 zal daarom ook ongegrond worden verklaard.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.       verklaart de uitbreiding van de klacht niet-ontvankelijk voor zover deze ter zitting is gedaan;

5.2.       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. C. Kool, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2020 door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.