ECLI:NL:TNORDHA:2020:2 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-21

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2020:2
Datum uitspraak: 15-01-2020
Datum publicatie: 06-02-2020
Zaaknummer(s): 19-21
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen en het passeren van het testament van erflaatster.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 15 januari 2020 inzake de klacht onder nummer 19-21 van:

[naam klaagster] ,

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

mr. [naam notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 30 januari 2019 bij de Kamer voor het notariaat in het ressort [plaatsnaam],

·         het antwoord van de notaris.

Het procesverloop

De voorzitter van de Kamer voor het notariaat in het ressort [plaatsnaam] heeft op 18 februari 2019 de president van het gerechtshof te Amsterdam verzocht een andere Kamer voor het notariaat aan te wijzen voor de behandeling van de onderhavige klacht, nu de notaris plaatsvervangend lid is van de Kamer voor het notariaat in het ressort [plaatsnaam].

Bij beslissing van 19 maart 2019 heeft de president van het gerechtshof te Amsterdam op de voet van artikel 99 lid 8 van de Wet op het notarisambt (Wna) de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag aangewezen teneinde zich met de behandeling van voormelde klacht te belasten.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 november 2019. Daarbij waren aanwezig klaagster, bijgestaan door mevrouw [naam], en de notaris. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.

De feiten

Op 6 februari 2018 heeft de notaris een testament van mevrouw [naam erflaatster](hierna te noemen: erflaatster) gepasseerd. Op 7 januari 2019 is erflaatster overleden. Klaagster is de nicht van erflaatster. Blijkens het testament is de moeder van klaagster benoemd tot één van de erfgenamen voor 1/6e gedeelte. Verder zijn benoemd tot erfgenamen mevrouw [X] voor 1/6e gedeelte, mevrouw [Y] voor 1/3e gedeelte en de heer [Z] (hierna te noemen: [Z]) ook voor 1/3e gedeelte. [Z] is tevens benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder.

De klacht en het verweer van de notaris

Klaagster verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen en het passeren van het testament van erflaatster.

Erflaatster was op zeer hoge leeftijd (90 jaar), was lichamelijk beperkt en bevond zich in een financieel afhankelijke positie van [Z]. Erflaatster beheerde al geruime tijd niet meer haar eigen administratie.

Klaagster vraagt zich af of de notaris er voldoende alert op is geweest dat er eventueel van erflaatster financieel misbruik werd gemaakt. De wijziging in het testament was ingrijpend en hield een aanmerkelijke verslechtering in van de positie van de zuster en de twee broers van erflaatster. Zij waren in het oorspronkelijke testament benoemd tot erfgenamen tezamen met de kinderen van een overleden halfzuster. [Z] kwam in dat testament helemaal niet voor.

Sinds het overlijden van de echtgenoot van erflaatster werden de financiën gedaan door [Z].

De afspraak bij de notaris werd gemaakt door [Z] en hij was ook degene die via de e-mail de vraag van de notaris beantwoordde over het testament en dus het concepttestament van erflaatster heeft gezien. Hij begeleidde erflaatster naar het notariskantoor. Hij was degene die zich de laatste tijd opwierp als fysieke en emotionele hulp van erflaatster. Hij hielp haar met boodschappen doen, haalde en bracht haar naar afspraken en deed haar administratie. Erflaatster werd steeds afhankelijker van hem, aldus klaagster.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. Op 29 december 2017 is via [Z] een afspraak gemaakt voor het bespreken van een testament voor erflaatster. Deze bespreking vond op 22 januari 2018 plaats met een kandidaat-notaris van het kantoor. Zij had 15 jaar ervaring. Erflaatster werd begeleid door [Z], maar hij is niet bij de bespreking aanwezig geweest. Erflaatster heeft tijdens de bespreking zelf gezegd welke wijzigingen zij wenste en waarom. Ook heeft zij de wensen voor een notariële volmacht kenbaar gemaakt.

Na de bespreking is in verband met de hoge leeftijd en gezien het feit dat de afspraak door [Z] was gemaakt, een verslag wilscontrole gemaakt gehanteerd door Netwerk Notarissen, vergelijkbaar met Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening van de KNB. (hierna te noemen: Stappenplan).

Op 25 januari 2018 zijn de concepten van de akten (testament en volmacht) naar het huisadres van erflaatster gezonden. In de begeleidende brief werd nog een vraag gesteld. Deze vraag werd door [Z] per e-mail beantwoord.

Tijdens het passeren op 6 februari 2018 aan huis heeft de notaris er op gelet dat [Z] niet aanwezig was. Erflaatster deed zelf de deur open en verder was niemand in het huis aanwezig. De notaris heeft gecontroleerd of de akten overeenstemden met de wil van erflaatster. Erflaatster was erg bij de tijd en was zeer stellig inzake de wijzigingen, en was zich bewust van de gevolgen daarvan. Erflaatster kon zelf goed uitleggen wat ze wilde regelen en waarom. De notaris zag geen reden om aan te nemen dat erflaatster onder druk stond van [Z] of dat zij door iemand financieel werd misbruikt.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

Uitgangspunt is dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, een testament en volmacht kan afgeven. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen. Zoals bij elke akte moet de notaris de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarbij een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor hulp.

In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Indien een notaris - ook al heeft hij kennis van het bestaan van één of meer indicatoren - geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, dan hoeft hij het Stappenplan niet te volgen. Van belang hierbij is onder meer de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. Ook als achteraf uit een rapport van een deskundige of getuigenverklaringen valt af te leiden dat een cliënt op het moment van een bespreking of passeren van de akte (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt, betekent dit nog niet zonder meer dat dit ook aan de notaris duidelijk had moeten zijn geweest. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval.

De Kamer wenst te benadrukken dat het niet aan haar is om als tuchtrechter te beoordelen of erflaatster al dan niet wilsbekwaam was, maar of de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

In dit geval heeft erflaatster eerst gesproken met een kandidaat-notaris. Uit het opmaken van het verslag wilscontrole blijkt dat die kandidaat nadrukkelijk aandacht heeft gehad voor de wilsbekwaamheid van erflaatster. Vervolgens is door de notaris met erflaatster gesproken ten tijde van de akten in 2018. Die is eveneens voldoende alert geweest op de wilsbekwaamheid van erflaatster en het voorkomen van financieel misbruik. Ter zitting heeft de notaris gezegd dat het feit dat een ander de afspraak maakte en de leeftijd van erflaatster indicatoren waren. Beide keren is met erflaatster gesproken zonder dat [Z] of iemand anders daarbij aanwezig was. Erflaatster was consistent in haar wensen en maakte de indruk dat zij de gevolgen van haar handelen kon overzien. Zo was zij tijdens de besprekingen – zo heeft de notaris verklaard – helder en kon zij goed uitleggen waarom zij het testament wilde wijzigen. De door klaagster genoemde omstandigheid dat erflaatster op leeftijd was en lichamelijke beperkingen had, brengt naar het oordeel van de Kamer niet zonder meer met zich dat erflaatster haar wil niet (meer) kon bepalen. Ook de overige door klaagster aangevoerde omstandigheden, voor zover al de notaris bekend, staan er niet aan in de weg dat de notaris heeft kunnen concluderen dat het testament en de volmacht overeenkomstig de wens van erflaatster waren en zij de gevolgen kon overzien. Dit alles brengt mee dat de klacht ongegrond is.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt, voorzitter, S.H. Poiesz en S.M.L.E. Schoonhoven-Stoot, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2020.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.