ECLI:NL:TNORARL:2019:72 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351951 KL RK 19-49 C/05/352838 KL RK 19-62 C/05/352839 KL RK 19-63

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:72
Datum uitspraak: 04-12-2019
Datum publicatie: 04-02-2020
Zaaknummer(s):
  • C/05/351951 KL RK 19-49
  • C/05/352838 KL RK 19-62
  • C/05/352839 KL RK 19-63
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: 1.      Klacht is ontvankelijk omdat deze tijdig is ingediend. 2.      Klager heeft als erfgenaam van zijn vader naar het oordeel van de kamer een rechtstreeks belang bij het indienen van het klachtonderdeel tegen de oud-notaris. Klager is daarom ontvankelijk in zijn klacht. 3.      Ingevolge artikel 99, eerste lid Wna, zijn slechts notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen. Daarom kan het Notariskantoor en de Stichting niet worden aangemerkt als beklaagde. 4.      Naar het oordeel van de kamer had het op de weg van de oud-notaris gelegen om in het aanvullende testament een bepaling op te nemen over de vergoeding waar de executeur recht op zou hebben. Dit nalaten is echter niet van dien aard dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. 5.      De kamer leest de klacht van klager zo dat hij een beroep doet op de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de akte van boedelbeschrijving en zijn daarin verleende kwijting en decharge. In een tuchtrechtprocedure als de onderhavige is naar het oordeel van de kamer geen plaats voor een dergelijke vordering. Dit betekent dat klager niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel zal worden verklaard. 6.      Hetgeen door klager naar voren is gebracht is naar het oordeel van de kamer onvoldoende om aan de dwingende bewijskracht van de akte van boedelbeschrijving afbreuk te doen. 7.      De kamer stelt voorop dat het aan de notaris als executeur is om de gang van zaken te bepalen en de regie te voeren zoals hem goeddunkt, zolang hij niet onzorgvuldig handelt. Dat een andere notaris vragen van klager heeft beantwoord is in dat kader mogelijk.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:       C/05/351951 KL RK 19-49

                       C/05/352838 KL RK 19-62

                       C/05/352839 KL RK 19-63

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam klager] ,

wonende te [woonplaats],

klager,

tegen

[naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: notaris 1,

gemachtigde: [naam gemachtigde],

en

[naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: notaris 2,

gemachtigde: [naam gemachtigde].

en

[naam oud-notaris],

oud-notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: de oud-notaris,

gemachtigde: [naam gemachtigde].

Partijen worden hierna respectievelijk klager, notaris 1, notaris 2 en de oud-notaris genoemd. Notaris 1 en notaris 2 worden hierna gezamenlijk aangeduid als de notarissen.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht tegen notaris 1, met bijlagen, van 2 april 2019;

-          de klacht tegen de oud-notaris en notaris 2, van 25 april 2019;

-          het verweer van de notarissen en de oud-notaris, met bijlagen, van 1 juli 2019;

-          de e-mail van klager van 19 juli 2019.

1.2       De klachtzaak is ter zitting van 9 oktober 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en notaris 1 en zijn gemachtigde anderzijds. Klager heeft mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota met bijlagen het woord gevoerd.

2.         De feiten

2.1       Op 17 november 2016 is de vader van klager de heer [naam] (hierna te noemen: erflater) overleden. Zijn vijf kinderen zijn erfgenamen in de nalatenschap van erflater.

2.2       Erflater heeft op 24 mei 1993 bij testament over zijn nalatenschap beschikt. De akte is voor de oud-notaris verleden.

2.3       Op 22 december 2014 heeft erflater zijn testament van 24 mei 1993 gewijzigd. Niet de echtgenote van erflater - die inmiddels was overleden - maar de Stichting Bewind en Executele (hierna te noemen: de Stichting) is tot executeur benoemd. Notaris 1 is secretaris/penningmeester van het bestuur van de Stichting alsmede algeheel volmachtigde van een medebestuurslid. Voor het overige is het testament van erflater van 24 mei 1993 ongewijzigd gebleven.

In de akte die is verleden voor de oud-notaris is onder meer als volgt opgenomen:

“Ik benoem de Stichting: Stichting Bewind en Executele (…) tot uitvoerster van mijn uiterste wilsbeschikkingen, bezorgster van mijn lijkbezorging en beredderaarster van mijn nalatenschap met toekenning van het recht van inbezitneming van mijn gehele nalatenschap tot aan de algehele vereffening.“

De Stichting heeft de benoeming als executeur aanvaard en notaris 1 is feitelijk als executeur opgetreden.

2.4       Op 16 december 2016 hebben de erven van erflater - waaronder klager - in een onderhandse afspraakbevestiging (hierna te noemen: de afspraakbevestiging) het volgende verklaard:

 “ -       ermee akkoord te gaan met het feit dat alle door het Notariskantoor verrichte

            werkzaamheden voor het geheel of gedeeltelijke afwikkelen van nalatenschappen

            geschieden tegen een uurtarief, welk uurtarief (afhankelijk van de personele inzet)

            maximaal € 275,00 (inclusief 21% BTW) bedraagt, exclusief eventuele verschotten;

-          ermee akkoord te gaan dat de verrichte werkzaamheden tussentijds (maandelijks) gedeclareerd worden.”

2.5       Volgens de akte van boedelbeschrijving, rekening en verantwoording en verdeling, welke akte op 3 april 2018 voor notaris 2 is verleden, heeft de Stichting rekening en verantwoording afgelegd (hierna te noemen: de akte van boedelbeschrijving). Klager was bij het passeren van de akte aanwezig en heeft deze ondertekend. In de akte is onder andere als volgt opgenomen:

“Hiermee is volgens verklaring van de verschenen persoon, handelend als gemeld, de onderhavige verdeling naar het volkomen genoegen van de erfgenamen geschied, zal ieder het hem of haar toekomende in gemelde vorm ontvangen, zodat zij na ontvangst van gemelde bedragen niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar over en weer volledige kwijting en decharge verlenen zonder enig voorbehoud.”

3.         De klacht en het verweer

3.1       De drie klachten vallen uiteen in de volgende onderdelen:

Klachtonderdeel 1

De oud-notaris heeft in het gewijzigde testament van 22 december 2014 van erflater niets vermeld over de kosten en/of de wijze van de beloning voor de executeur. Dit is volgens klager de oorzaak van de problemen die later zijn ontstaan.

Klachtonderdeel 2

De akte van boedelbeschrijving is op 3 april 2018 gepasseerd voor notaris 2. Klager wenst zijn indertijd verleende kwijting en decharge te herroepen en in te trekken in verband met de ondermaatse dienstverlening van de notarissen.

Klachtonderdeel 3

Aan de afspraakbevestiging die door notaris 1 aan de erfgenamen is voorgelegd, is de regel toegevoegd dat de werkzaamheden voor het geheel of gedeeltelijk afwikkelen van de nalatenschap van erflater zal geschieden tegen een tarief van 275,00 (inclusief 21% BTW). Achteraf wordt dit door klager ervaren als een ongepast verkregen (getekende) volmacht met betrekking tot de tariefstelling. Feitelijk is er sprake van een dwaling.

Klachtonderdeel 4

Volgens klager is er door notaris 1 stelselmatig geweigerd om een voorschot uit te betalen aan de erfgenamen. Daarnaast heeft notaris 1 grote betalingen uit de financiële tegoeden die hij onder zijn beheer had - ondanks het verzoek van de erfgenamen hiertoe - niet eerst ter goedkeuring aan de erfgenamen voorgelegd.

Klachtonderdeel 5

Klager vraagt zich af waarom de opdracht aan de makelaar tot verkoop van de woning van erflater niet is ondertekend door de notaris als executeur en waarom de vijf erfgenamen niet zijn vermeld op deze opdracht. Notaris 1 had geen volmacht van de erven. Daarnaast is notaris 1 ten onrechte niet in verweer gegaan tegen de oneigenlijke ontbinding van de koopovereenkomst van de woning van erflater.

Klachtonderdeel 6

Klager stelt dat de declaraties van de notarissen niet juist zijn nu deze zijn gebaseerd op onjuiste tarieven en de in rekening gebrachte uren te hoog zijn.

Klachtonderdeel 7

Het heeft lang geduurd voordat het verzoek van de erfgenamen om tussentijdse opgaven van de saldi van de diverse rekeningen, beschikbaar zijn gesteld door notaris 1.

Klachtonderdeel 8

Op 3 april 2018 is de akte van boedelbeschrijving gepasseerd voor notaris 2. De daarbij behorende financiële overzichten zijn aangeboden als meelees exemplaar. Voorafgaande is de vernieuwde en gecorrigeerde versie niet aan de erven toegezonden. Een uitleg en beantwoording van de nog uitstaande vragen, alsmede een duidelijke specificatie van de declaraties is tijdens de tekensessie en het passeren van de akte van boedelbeschrijving geweigerd.

Klachtonderdeel 9

Notaris 2 heeft ongevraagd vragen beantwoord welke gesteld waren aan notaris 1. Ook vraagt klager zich af of notaris 2 de akte van boedelbeschrijving mocht passeren terwijl hij feitelijk als uitvoerend notaris betrokken was bij de afhandeling van de nalatenschap van erflater.

Klachtonderdeel 10

Voor klager was onduidelijk wat de functie en de hoedanigheid van de Stichting en de executeur (lees: notaris 1) was. Notaris 1 was eveneens verbonden aan Notariskantoor [naam notariskantoor] (hierna te noemen: het Notariskantoor).

Klachtonderdeel 11

Notaris 1 heeft in onvoldoende mate sturing gegeven aan mevrouw [naam] (hierna te noemen mevrouw A.) die uitvoerende taken had.

3.2       Op het verweer van de notarissen en de oud-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

Tuchtnorm

Notaris 1 als executeur

4.1       Voorop staat dat een notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor handelen in een andere hoedanigheid dan notaris, mits dat voldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden.

In deze zaak heeft notaris 1 gehandeld in de hoedanigheid van executeur. De gedragingen van een executeur houden voldoende verband met het daarbij passende gedragsniveau van een notaris. Notaris 1 zal zich voor zijn handelen als executeur dan ook tuchtrechtelijk moeten verantwoorden.

4.2     Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna te noemen: de Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Ingevolge artikel 93, lid 2 van de Wna blijven notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig in het eerste lid van artikel 93 van de Wna bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.

De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notarissen en de oud-notaris verwijtbare gedragingen in de zin van artikel 93 lid 1 oplevert.

4.3       Op het verweer van de notarissen en de oud-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

Ontvankelijkheid

4.4.     De notarissen betogen dat partijen elkaar over en weer kwijting en decharge hebben verleend. Het instellen van de onderhavige klacht is hiermee in strijd. Klager dient daarom niet-ontvankelijk in zijn klachten te worden verklaard.

4.4.1    Bij de beoordeling van dit verweer stelt de kamer voorop dat eenieder in beginsel vrijstaat om, overeenkomstig het bepaalde in de Wna, een klacht in te dienen tegen een notaris indien men meent dat het handelen of nalaten van de betrokken notaris hiertoe aanleiding geeft. In deze zaak zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen. Het verlenen van kwijting en decharge dan wel de verklaring van klager af te zien van verdere procedures, is hiervoor onvoldoende. Klager zal in zoverre dan ook ontvankelijk in zijn klacht worden verklaard.

Klacht tijdig ingediend?

4.5       Klager was volgens de oud-notaris in november 2016 al bekend geworden met het handelen of nalaten van de oud-notaris. Gezien het bepaalde in artikel 99 lid 21 Wna heeft klager zijn klacht te laat ingediend.

4.5.1    Ingevolge artikel 99 lid 21 Wna dient de belanghebbende zijn klacht in te dienen binnen drie jaar na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijk verklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

Onbestreden is dat klager na het overlijden van erflater in november 2016 kennis heeft genomen van het gewijzigde testament van erflater 22 december 2014. Dat betekent dat op dat moment de termijn van drie jaren is gaan lopen. Omdat klager op 2 april 2019 zijn klacht heeft ingediend is dit tijdig en zal hij ontvankelijk in zijn klacht tegen de oud-notaris worden verklaard.

Is klager belanghebbende?

4.6       Verder voert de oud-notaris aan dat klager niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn klacht omdat hij niet tot de kring behoort die over het testament van wijlen zijn vader kan klagen.

4.6.1    Ingevolge artikel 99 lid 1 Wna kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroeps- en gedragsregels voor het notariaat.

Klager heeft als erfgenaam van zijn vader naar het oordeel van de kamer een rechtstreeks belang bij het indienen van dit klachtonderdeel tegen de oud-notaris. Dit betekent dat klager in zoverre ontvankelijk in zijn klacht zal worden verklaard en het verweer van de oud-notaris op dit punt zal worden gepasseerd.

Klacht tegen het Notariskantoor en de Stichting

4.7       Klager betoogt dat de klacht zich mede richt tegen het Notariskantoor en de Stichting.

4.7.1    Ingevolge artikel 99, eerste lid Wna, zijn slechts notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen. Daarom kan het Notariskantoor en de Stichting niet worden aangemerkt als beklaagde. In zoverre zal de klacht van klager dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

Aanvullende klacht

4.8       Voor zover klager zijn klacht in zijn e-mail van 19 juli 2019 en middels de ter zitting overgelegde pleitnota met producties heeft willen uitbreiden / aanvullen, is dit naar het oordeel van de kamer in strijd met de goede procesorde. De notarissen en de oud-notaris hebben daarop niet behoorlijk kunnen reageren. De e-mail van 19 juli 2019 wordt door de kamer verder aangemerkt als een repliek, waarvoor geen toestemming is gegeven. Klager zal in deze ongeoorloofde uitbreiding van de klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.

Inhoudelijk

Klachtonderdeel 1

4.9       Volgens klager heeft de oud-notaris in het aanvullende testament van erflater van 22 december 2014 niets vermeld over de kosten en/of de wijze van beloning voor de executeur. Dit is de oorzaak van de problemen die later zijn ontstaan.

4.9.1    Omdat een bepaling in het aanvullende testament ontbrak, is volgens de oud-notaris met de erfgenamen - waaronder klager - de afspraak gemaakt dat de daadwerkelijk bestede tijd die gemoeid zou zijn met het afwikkelen van nalatenschap van erflater zou worden vergoed.

4.9.2    Naar het oordeel van de kamer had het op de weg van de oud-notaris gelegen om in het aanvullende testament een bepaling op te nemen over de vergoeding waar de executeur recht op zou hebben. Dit nalaten is echter niet van dien aard dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Vooral niet nu de erfgenamen na het overlijden van erflater, alsnog afspraken hebben kunnen maken over de vergoeding waar de executeur recht op had. Dit betekent dat de klacht die is gericht tegen de oud-notaris ongegrond zal worden verklaard.

Klachtonderdeel 2

4.10     Volgens klager heeft de Stichting op 3 april 2018 rekening en verantwoording afgelegd. Klager wenst zijn indertijd verleende kwijting en decharge te herroepen en in te trekken in verband met de ondermaatse dienstverlening van de notarissen.

4.10.1  De notarissen stellen zich op het standpunt dat het juridisch niet mogelijk is terug te komen op de door klager verleende kwijting en decharge.

4.10.2  De kamer leest de klacht van klager zo dat hij een beroep doet op de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de akte van boedelbeschrijving en zijn daarin verleende kwijting en decharge. In een tuchtrechtprocedure als de onderhavige is naar het oordeel van de kamer geen plaats voor een dergelijke vordering. Klager zal zich ter zake - eventueel - tot de civiele rechter dienen te wenden. Dit betekent dat klager niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel zal worden verklaard.

In hoeverre de door klager verleende kwijting en decharge een rol speelt bij de inhoudelijke beoordeling van de klacht wordt hieronder nader besproken.

Klachtonderdeel 3, 4, 5, 6, 7 en 8

4.11     Vanwege de onderlinge samenhang tussen deze klachtonderdelen, worden deze

hierna gezamenlijk behandeld.

4.11.1  De klacht van klager richt zich enerzijds tegen notaris 2 voor wie de akte van boedelbeschrijving van 3 april 2018 is gepasseerd. Volgens klager zijn de bij deze akte behorende financiële overzichten voor de ondertekening van de akte aangeboden als meelees exemplaar. Voorafgaande aan het passeren van de akte is de vernieuwde en gecorrigeerde versie niet aan de erven toegezonden. Een uitleg en beantwoording van de nog uitstaande vragen, alsmede een duidelijke specificatie van de declaraties is toen geweigerd.

Tevens richt zich de klacht van klager tegen de inhoud van de akte van boedelverdeling. Ondanks zijn verleende kwijting en decharge kan klager zich (nog steeds) niet vinden in de wijze waarop notaris 1 als executeur de nalatenschap van erflater heeft afgehandeld. Overigens is klager het niet eens met de declaraties van de notarissen nu deze volgens hem zijn gebaseerd op onjuiste tarieven en de in rekening gebrachte uren te hoog zijn.

4.11.2  Volgens de notarissen levert een notariële akte - zoals de akte van boedelbeschrijving - dwingende bewijskracht op tussen de partijen die deze akte hebben ondertekend. Door klager is kwijting en decharge verleend. Klager heeft vóór de ondertekening van de akte van boedelbeschrijving de conceptakte ontvangen en de akte is voor het passeren toegelicht door notaris 2.

Het instellen van de onderhavige klacht is - zo stellen de notarissen - tevens in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken. De notarissen benadrukken dat er voor het passeren van de akte van boedelbeschrijving veel is voorafgegaan. Ter voorkoming van een enorme tijdsbesteding en omdat er geen begrip voor de standpunten en antwoorden van de notarissen was, heeft notaris 1 er voor gekozen, de hoogte van de declaratie te verminderen door middel van een creditfactuur van meer dan € 4.250,00. Daarbij is door hem bedongen dat de erven - waaronder klager - zouden afzien van verdere procedures.

4.11.3  De kamer stelt voorop dat een notaris al het nodige dient te doen om zich ervan te vergewissen dat partijen bij een akte tijdig tevoren de gelegenheid krijgen om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Tevens dient de notaris - alvorens tot het verlijden van de akte over te gaan - mededeling te doen van de zakelijke inhoud daarvan aan de verschenen partijen en daarop een toelichting te geven. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de gevolgen die voor partijen uit de inhoud van de akte voortvloeien.

4.11.4  Partijen verschillen van mening of notaris 2 aan zijn hiervoor bedoelde verplichtingen heeft voldaan. Bij de beoordeling strekt tot uitgangspunt dat ingevolge artikel 157 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering authentieke akten tegen een ieder dwingend bewijs opleveren van hetgeen de ambtenaar (i.c. notaris 2) binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard. Dit betekent dat zonder nadere instructie, maar behoudens tegenbewijs, in en buiten rechte vaststaat hetgeen door de auteur van de akte is vermeld.

4.11.5  Hetgeen door klager naar voren is gebracht is naar het oordeel van de kamer onvoldoende om aan de dwingende bewijskracht van de akte van boedelbeschrijving afbreuk te doen. Zoals uit de akte blijkt heeft klager in elk geval tegenover notaris 2 bevestigd dat hij tijdig voor het verlijden van de akte kennis van de akte had genomen en met de inhoud kon instemmen. Verder blijkt uit de akte dat notaris 2 aan de verschenen partijen mededeling heeft gedaan van de zakelijke inhoud van de akte, daarop een toelichting heeft gegeven en tevens heeft gewezen op de gevolgen die voor partijen uit de inhoud van de akte voortvloeien.

Dat klager het (nog steeds) niet eens is met de wijze waarop de notaris als executeur de nalatenschap van erflater heeft afgehandeld en er tijdens het passeren van de akte voor klager nog vragen onbeantwoord waren, is in dit kader niet relevant. In de akte is immers vermeld dat de verdeling van de nalatenschap naar het volkomen genoegen van klager was en dat hij na ontvangst van de in de akte vermelde bedragen niets meer had te vorderen en volledige kwijting en decharge heeft verleend zonder enig voorbehoud.

Nu overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan valt af te leiden dat de in de akte opgenomen tekst van de door partijen afgelegde verklaringen niet strookt met de werkelijke bedoeling van partijen, dient de kamer van de inhoud van de akte uit te gaan. Waarbij de kamer in aanmerking neemt dat klager notaris 1 op 8 februari 2018 bericht heeft dat hij - ondanks zijn bezwaren - kan instemmen met zijn voorstel om het bedrag van € 4.125,00 te crediteren en tot een definitieve afronding te komen van de nalatenschap van erflater.

De kamer komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat de handelwijze van notaris 1 dan wel notaris 2 niet onzorgvuldig is geweest. Daarom zullen deze klachtonderdelen gericht tegen de notarissen ongegrond worden verklaard.  

Klachtonderdeel 9

4.12     Notaris 2 heeft ongevraagd vragen beantwoord welke gesteld waren aan notaris 1. Ook vraagt klager zich af of notaris 2 de akte van boedelbeschrijving mocht passeren.

4.12.1  Volgens notaris 1 is de akte van boedelbeschrijving voor notaris 2 verleden omdat deze geen zitting heeft in het Bestuur van de Stichting en notaris 1 wel.

4.12.2  De kamer stelt voorop dat het aan notaris 1 als executeur is om de gang van zaken te bepalen en de regie te voeren zoals hem goeddunkt, zolang hij niet onzorgvuldig handelt. Dat notaris 2 vragen van klager heeft beantwoord is in dat kader mogelijk. De kamer is niet gebleken dat dit onzorgvuldig was. In het onderhavige geval was er daarnaast sprake van een moeizame relatie tussen klager en notaris 1. Juist in zo’n geval ligt het voor de hand dat de akte van boedelbeschrijving voor notaris 2 als onpartijdige deskundige wordt gepasseerd.

Dit betekent dat dit klachtonderdeel dat is gericht tegen de notarissen ongegrond zal worden verklaard.

Klachtonderdeel 10

4.13     Voor klager was het onduidelijk wat de functie en de hoedanigheid van de Stichting en notaris 1 als executeur was, terwijl notaris 1 eveneens verbonden was aan het Notariskantoor.

4.13.1  De kamer acht het begrijpelijk dat - zonder nadere uitleg - het voor klager niet duidelijk was wat de rol en functie van notaris 1 als executeur was en zijn rol en functie als notaris verbonden aan het Notariskantoor. De kamer is niet gebleken dat over een en ander door notaris 1 duidelijk naar klager is gecommuniceerd. Dit nalaten is echter niet van dien aard dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Vooral niet nu niet gesteld noch gebleken is dat klager door deze onduidelijkheid benadeeld is. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.

Klachtonderdeel 11

4.14     Notaris 1 heeft in onvoldoende mate sturing gegeven aan mevrouw A. die uitvoerende taken had.

4.14.1  Uitgangspunt is dat klachten tegen medewerkers van de notaris worden geacht te zijn gericht tegen de notaris, die voor de medewerker verantwoordelijk is.

4.14.2  Naar het oordeel van de kamer heeft klager onvoldoende concreet onderbouwd welke specifieke verwijten ter zake aan mevrouw A. kunnen worden gemaakt. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-verklaart de klacht gericht tegen het Notariskantoor en de Stichting niet-ontvankelijk;

-verklaart de aanvullende klachten zoals onder 4.8. besproken niet-ontvankelijk;

-verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 2;

-verklaart klager in al zijn overige klachtonderdelen ontvankelijk;

-verklaart klachtonderdeel 1. dat gericht is tegen de oud-notaris ongegrond;

-verklaart alle klachtonderdelen die gericht zijn tegen notaris 1 ongegrond;

-verklaart alle klachtonderdelen die gericht zijn tegen notaris 2 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. V. Oostra en mr. E.J.  Oostrik, leden, en in tegenwoordigheid van mr. B.H. Holshof, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.