ECLI:NL:TNORARL:2019:51 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351541 KL RK 19-46

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:51
Datum uitspraak: 03-10-2019
Datum publicatie: 06-11-2019
Zaaknummer(s): C/05/351541 KL RK 19-46
Onderwerp:
  • Registergoed
  • Ondernemingsrecht
  • Overig
  • Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: De notaris heeft een substantiële hoeveelheid leveringsakten gepasseerd  waarbij zijn kandidaat-notaris die de desbetreffende dossiers had voorbereid ook de verkrijgende partij was. De notaris heeft hiermee het gebod van onafhankelijkheid en onpartijdigheid miskend en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daarnaast heeft de notaris in een aantal ondernemingsrechtelijke dossiers heeft de notaris zijn onderzoeks-, informatie-, en Belehrungsverplichting geschonden. Vanwege bijkomende omstandigheden blijft maatregel beperkt tot schorsing gedurende een maand.    

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/351541 / KL RK 19 - 46

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

klager,

tegen

[…]

notaris te […],

gemachtigde: mr. F. van der Woude.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 22 maart 2019

-          het verweer van de notaris van 13 juni 2019

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 4 september 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Klager heeft in het kader van de uitoefening van zijn taak als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het notarisambt (Wna) in de periode van 23 april 2018 tot en met 18 oktober 2018 diverse dossiers bij de notaris opgevraagd en deze onderzocht. Het onderzoek heeft geresulteerd in een onderzoeksrapportage van 4 december 2018.

2.2 Voorafgaand aan bovengenoemd onderzoek van klager is door klager een klacht ingediend tegen een kandidaat-notaris in dienst bij het kantoor van de notaris in de periode van 14 maart 2016 tot en met 15 mei 2019. Deze klacht - ingediend bij de kamer op 17 december 2018 - ziet op het handelen van deze kandidaat-notaris in verband met de door hem in de periode van 2011 tot en met 2018 in eigendom verkregen registergoederen.

2.3 Bij uitspraak van de kamer van 23 mei 2019 is in deze zaak aan de kandidaat-notaris de maatregel van berisping opgelegd.

3. De klachten en het verweer

3.1 Klager verwijt de notaris te hebben gehandeld in strijd met de voorschriften van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en met de voorschriften van de Wna.

3.3 Klager baseert zijn verwijt op de hierboven bedoelde onderzoeksrapportage en de daaruit voortvloeiende bevindingen.

3.4 De notaris heeft de door klager geconstateerde feiten erkend, maar de daaraan door klager verbonden conclusies betwist.

4. De beoordeling

4.1 Toepasselijke regelgeving

4.1.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.1.2 Deze norm wordt nader ingevuld onder meer door de (vaste rechtspraak over de) artikelen 17, 21 en 43 Wna waarin  -  kort samengevat - de opdracht van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en zorgvuldigheid is vastgelegd, alsmede de   dienstverlenings- dan wel dienstweigerings- en informatieverplichting.

4.1.3 In deze zaak zijn bovendien specifiek van belang (de rechtspraak over) de normen van de Wwft, met name de voorschriften van de artikelen Wwft, die bij indicaties voor verhoogd risico verplichten tot het doen van verscherpt cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties.

4.2 Toetsing

4.2.1 Klager heeft blijkens de onderzoeksrapportage het onderzoek gericht enerzijds op specifiek ondernemingsrechtelijke transacties (hierna: de ondernemingsrechtdossiers) en anderzijds op specifieke registergoed-transacties (hierna: de registergoederendossiers).

In zowel de ondernemingsrecht- als in de registergoederendossiers heeft klager feiten en omissies geconstateerd die volgens klager in strijd zijn met de toepasselijke regelgeving.

4.2.2 De notaris heeft de door klager gestelde feiten en omissies niet betwist. Ook heeft de notaris erkend dat de door klager gestelde feiten en omissies in strijd zijn met de toepasselijke regelgeving. Daarbij heeft de notaris een voorbehoud gemaakt voor wat betreft zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid in de registergoederendossiers waarbij zijn kandidaat-notaris partij is geweest. De notaris betwist dat hij in deze dossiers onvoldoende onafhankelijk en/of onpartijdig zou zijn geweest.

4.2.3 De kamer, gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, neemt de in de onderzoeksrapportage geconstateerde feiten en omissies als vaststaand aan en beperkt de beoordeling van deze zaak tot de vragen die partijen verdeeld houden.

4.2.4 Daarbij gaat het in de eerste plaats om het passeren van een substantiële hoeveelheid leveringsakten waarbij de kandidaat-notaris die de desbetreffende dossiers had voorbereid ook de verkrijgende partij was. De vraag of de notaris hiermee heeft gehandeld in strijd met het gebod van onafhankelijkheid en onpartijdigheid moet naar het oordeel van de kamer bevestigend worden beantwoord.

Het gebod van onafhankelijkheid en onpartijdigheid ziet immers niet alleen op feitelijke inbreuken op de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid maar ook op het voorkomen van mogelijke beïnvloeding van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Bovendien betreft het gebod zowel feitelijke als mogelijke schending van de eer en aanzien van het ambt als notaris. Dit brengt mee dat de notaris niet alleen de daadwerkelijke afhankelijkheid en partijdigheid maar ook de schijn daarvan dient te vermijden.

4.2.5.De kamer is daarom van oordeel dat de notaris door de bedoelde registergoederendossiers te passeren de reikwijdte van het gebod heeft miskend en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.2.6 Daarnaast gaat het in deze zaak om een aantal ondernemingsrechtelijke dossiers, waarin onder meer vennootschappen zijn opgericht en aandelen zijn overgedragen. In deze dossiers is/zijn gelijktijdig danwel achtereenvolgens:

- aandelen overgedragen voor de nominale waarde (€ 1,00), zonder toelichting totstandkoming verkoopprijs;

- korte termijnen aangehouden tussen oprichting van de vennootschappen en overdracht van de aandelen;

- geen (volledig) onderzoek naar de (in de loop van de transacties schijnbaar wisselende) identiteit van partijen gedaan;

- geen (volledig) onderzoek naar de daadwerkelijke betaling van de koopprijs gedaan;

- (tijdig) voorafgaand aan de transactie(s) geen concepten aan partijen toegezonden;

- niet verifieerbaar aan de informatie c.q. Belehrungsverplichting voldaan;

- niet verifieerbaar onderzoek gedaan naar de achtergrond van en/of /motieven voor de transacties;

- akten met niet-Nederlandssprekende partijen gepasseerd zonder inschakeling van een tolk.

4.2.7 Met klager moet geoordeeld worden dat de notaris in bedoelde zaken in strijd met genoemde regelgeving en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Maatregel

4.3.1 De hierboven bedoelde constateringen moeten aangemerkt worden als tekortkomingen in de verplichtingen die de integriteit van het notariaat moeten waarborgen. Bedoelde tekortkomingen hebben zich bovendien herhaaldelijk en - in de onderzochte periode kennelijk - structureel voorgedaan. Redenen waarom deze tekortkomingen de notaris niet toegerekend zouden kunnen worden, zijn niet gesteld en niet gebleken.

4.3.2 De kamer is daarom van oordeel dat aan de notaris de op één na zwaarste maatregel, te weten schorsing, opgelegd moet worden.

De omstandigheid dat het kantoor van de notaris voorafgaand aan de onderzochte periode erg snel gegroeid is, doet immers niet af aan de verantwoordelijkheid van de notaris voor een organisatie die aan de eisen voldoet.

4.3.3 Ook het feit dat de notaris sinds de onderzoeksrapportage de nodige maatregelen heeft genomen om zijn personeel en om zich zelf te scholen en geschoold te houden en om de procedures binnen zijn kantoor aan te passen, doet niet af aan de toerekenbaarheid en verwijtbaarheid van de geconstateerde tekortkomingen. 

4.3.4 Laatstgenoemde omstandigheid is wel van belang voor de duur van de op te leggen maatregel. Daarvoor is ook van belang dat de notaris de kamer ervan overtuigd heeft dat hij niet opzettelijk nalatig is geweest dan wel met kwade bedoelingen gehandeld heeft.

4.3.5 Ook het feit dat de notaris stelt door de media-aandacht in deze zaak forse negatieve gevolgen ondervonden te hebben, hetgeen de kamer aannemelijk acht, maakt dat de duur van de schorsing beperkter uitvalt dan op grond van de terechte verwijten in deze zaak in beginsel gerechtvaardigd zou zijn.

4.4 Kostenveroordeling

4.4.1 Vanwege de gegrondverklaring wordt, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, de notaris veroordeeld tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris de maatregel op van schorsing in de uitoefening van het ambt op voor de duur van een maand;

- bepaalt dat de secretaris binnen een maand nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, aan de notaris bij aangetekende brief de datum zal meedelen waarop de opgelegde maatregel van kracht wordt;

- veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder ‘kostenveroordeling’ bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mr. M.C.J. Heessels,

mr. E.R. Koers,  mr. D.E.M.J. Eggels en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.