ECLI:NL:TNORAMS:2018:28 Kamer voor het notariaat Amsterdam 649901/NT 18-27

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2018:28
Datum uitspraak: 18-10-2018
Datum publicatie: 02-01-2019
Zaaknummer(s): 649901/NT 18-27
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer overweegt dat in onderhavige zaak de notaris als boedelnotaris tot taak heeft de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap van erflaters te bewerkstelligen. Nu de notaris daar vooralsnog niet in is geslaagd omdat niet alle deelgenoten tot overeenstemming zijn geraakt ten aanzien van de verdeling, en tevens is gebleken dat de notaris diverse keren heeft getracht om, rekening houdende met ieders belang, tot een voor iedere erfgenaam (min of meer) bevredigende oplossing te komen, kan hem naar het oordeel van de kamer niet worden verweten dat hij tot nu toe niet tot verdeling is overgegaan en dat inmiddels een jaar is verstreken na zijn benoeming tot boedelnotaris. Dat is immers het gevolg van het gegeven dat nog geen overeenstemming tussen alle erfgenamen is bereikt en niet het gevolg van nalatigheid van de notaris.    Uit de stelling van klaagster ter zitting dat vijf van de erfgenamen wel overeenstemming over de verdeling hebben, en dat één zuster van de erfenis afziet, volgt reeds dat - anders dan zij betoogt - nog niet alle erfgenamen overeenstemming daarover hebben bereikt. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 18 oktober 2018 in de klacht met nummer 649901 / NT 18-27 van:

[Klaagster],

wonende te [woonplaats],

klaagster ,

tegen:

[De notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

de notaris .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlage van 13 juni 2018, ingekomen op 19 juni 2018;

- verweerschrift met bijlagen van 17 juli 2018, ingekomen op 19 juli 2018;

- op 17 augustus 2018 door klaagster toegezonden producties, achtereenvolgens genummerd 1 tot en met 5, A (twee e-mails van klaagster van 30 juli 2018 en

16 augustus 2018) en B (een brief van de notaris van 25 augustus 2017 en twee e-mails van klaagster van 29 juli 2018).

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 6 september 2018 zijn klaagster en de notaris verschenen. Tevens is verschenen de medewerker van de notaris, mevrouw [A]. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 18 oktober 2018.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.      Per 3 juli 2017 is de notaris benoemd tot boedelnotaris van de nalatenschappen van de ouders van klaagster, de heer [B], overleden op [overlijdensdatum], en mevrouw [C], overleden op [overlijdensdatum], (hierna respectievelijk erflater en erflaatster, tezamen erflaters). Aanvankelijk waren op grond van het testament van erflater een broer van klaagster, [D] (hierna: broer [D]), en een zuster van klaagster, [E] (hierna: zus [E]), tezamen benoemd tot executeur van de nalatenschappen. Vervolgens is ter beëindiging van een tussen hen beiden gerezen geschil voor de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een overeenkomst ondertekend op 21 juni 2017, waarin zij beiden ontslag hebben genomen als executeur en is bepaald dat zij de notaris zullen verzoeken een benoeming tot boedelnotaris te aanvaarden. Erflaatster heeft geen testament opgemaakt. Tot de nalatenschap behoort het ouderlijk huis aan de [adres] te [woonplaats], dat te koop is aangeboden voor een vraagprijs van € 800.000,-.

b.     Op 25 augustus 2017 heeft de notaris aan alle erfgenamen (vier broers, waarvan één stiefbroer, en vier dochters, inclusief klaagster) de verklaringen tot zuivere aanvaarding toegezonden.

c.      Op 30 augustus 2017 heeft zus [E] alle stukken van de administratie van erflaters aan de notaris afgegeven. Eveneens heeft zij een aantal goederen uit de nalatenschap op het notariskantoor afgegeven, waaronder acht schilderijen.

d.     Klaagster heeft bij notariële akte van 18 oktober 2017 de nalatenschap van haar moeder zuiver aanvaard. Tevens heeft zij daarin verklaard de notaris (dan wel diens waarnemer) volmacht te verlenen om haar te vertegenwoordigen ter zake van het beheer als bedoeld in artikel 3:170 lid 2 BW over de nalatenschap, alsmede ter zake van de vereffening van de ontbonden gemeenschap van goederen/nalatenschap van haar moeder.  

e.      Op 31 januari 2018 heeft een medewerker van de notaris aan alle erfgenamen een e-mail gezonden over een mogelijke verdeling van de zich op het notariskantoor bevindende goederen.

f.      Omdat de erfgenamen het niet eens konden worden over de verdeling van bedoelde goederen, heeft de notaris op 24 mei 2018 de erfgenamen wederom per e-mail aangeschreven over hun wensen ten aanzien van de verdeling. Daarop hebben nog niet alle erfgenamen gereageerd.

g.     Op 29 mei 2018 heeft klaagster telefonisch gesproken met een medewerker van het notariskantoor; klaagster was het niet eens met de door de notaris voorgestelde verdeling, die volgens haar oneerlijk was.

h.     Op 8 juni 2018 heeft de notaris, samen met een medewerker, klaagster en twee erfgenamen op kantoor ontvangen, teneinde het dossier te bespreken.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij niet tot verdeling wil overgaan van de goederen uit de nalatenschap van erflaters, terwijl er inmiddels al een jaar verstreken is na zijn benoeming tot boedelnotaris en volgens haar duidelijk is wat alle erfgenamen willen. Klaagster had de verdeling graag voor de 100ste geboortedag van haar vader willen afsluiten, maar dat lukt nu niet.

3.2 Klaagster stelt dat zus [E] op het notariskantoor werkzaam is en meent dat sprake is van belangenverstrengeling. De notaris wil niet tot verdeling overgaan omdat zus [E] circa de helft van de overgebleven erfstukken wil hebben. De erfgenamen hebben een brief ontvangen van de notaris met de mededeling dat enkele erfstukken niet meer getraceerd konden worden. Op de enkele foto’s die zij daarbij hebben ontvangen kon klaagster echter die vermeende verdwenen stukken zien. De notaris heeft toen aan klaagster verklaard dat die stukken bij zus [E] waren opgeslagen.

3.3 Klaagster voelt zich onheus bejegend door de notaris. De laatste keer dat klaagster de notaris sprak, liet hij haar niet uitspreken, maar beet haar toe: ‘kappen het onderwerp’, aldus klaagster.

4. Het verweer

De notaris heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van het eerste verwijt heeft de notaris ter zitting verklaard dat nog steeds niet alle erfgenamen op één lijn zitten, hetgeen het lastig zo niet onmogelijk maakt om tot verdeling over te gaan. Desgevraagd heeft de notaris verklaard dat met de erfgenamen over eventuele taxatie van de erfstukken is gesproken, maar dat er onderling veel spanning is en niemand elkaar vertrouwt. Als mogelijke oplossing om uit deze impasse te geraken ziet de notaris de verkoop van de voormalige ouderlijke woning, waarna dat het beste moment zou kunnen zijn om tot verdeling over te gaan. Tot dat moment heeft de notaris echter geen andere keuze dan de erfstukken onder zich te houden.

De kamer overweegt dat in onderhavige zaak de notaris als boedelnotaris tot taak heeft de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap van erflaters te bewerkstelligen. Nu de notaris daar vooralsnog niet in is geslaagd omdat niet alle deelgenoten tot overeenstemming zijn geraakt ten aanzien van de verdeling, en tevens is gebleken dat de notaris diverse keren heeft getracht om, rekening houdende met ieders belang, tot een voor iedere erfgenaam (min of meer) bevredigende oplossing te komen, kan hem naar het oordeel van de kamer niet worden verweten dat hij tot nu toe niet tot verdeling is overgegaan en dat inmiddels een jaar is verstreken na zijn benoeming tot boedelnotaris. Dat is immers het gevolg van het gegeven dat nog geen overeenstemming tussen alle erfgenamen is bereikt en niet het gevolg van nalatigheid van de notaris.   

Uit de stelling van klaagster ter zitting dat vijf van de erfgenamen wel overeenstemming over de verdeling hebben, en dat één zuster van de erfenis afziet, volgt reeds dat - anders dan zij betoogt - nog niet alle erfgenamen overeenstemming daarover hebben bereikt. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3 Met betrekking tot het tweede verwijt heeft klaagster ter zitting verklaard dat zij nooit heeft beweerd dat zus [E] voor het notariskantoor heeft gewerkt, maar dat zij de indruk had dat zus [E] deed alsof ze op het notariskantoor werkte, omdat zij met goedkeuring van de notaris de administratie van erflaters ongeveer een maand thuis heeft gehad en pas in oktober naar de notaris heeft gebracht. Klaagster verwijt de notaris dat hij de administratie door zus [E] bij de raadsman van broer [D], mr. A.J.J. van der Heiden in Den Helder, heeft laten ophalen en dat het lang heeft geduurd voordat zij de administratie vervolgens aan de notaris heeft gegeven.

De notaris heeft ter zitting verklaard dat de administratie van erflaters zich in een aantal vuilniszakken bevond en dat hij het aanbod van zus [E] om de administratie uit te zoeken heeft aanvaard, aangezien hem dat tijd en de erfgenamen kosten bespaarde.

De kamer is van oordeel dat de notaris met het afgeven en laten uitzoeken van de administratie door zus [E] - in haar hoedanigheid van aftredend executeur - juist kosten voor de nalatenschap heeft bespaard. Bovendien was zus [E] reeds bekend met de administratie aangezien zij deze ook vóór het overlijden van erflaatster bijhield. Van enige belangenverstrengeling is de kamer dan ook niet gebleken.

De kamer acht dit klachtonderdeel derhalve eveneens ongegrond.

5.4 Klaagster heeft ter zitting nog aan haar klacht toegevoegd dat als - ongewenst - gevolg van de door haar ondertekende volmacht op 18 oktober 2017 zus [E] de erfstukken die zij reeds in haar bezit heeft, voor onbepaalde tijd kan blijven behouden.

De kamer overweegt dat voor zover klaagster met dit verwijt een nieuwe klacht jegens de notaris heeft willen formuleren, heeft te gelden dat in onderhavige procedure voor de behandeling van nieuwe, niet in het klaagschrift vermelde klachten geen plaats is. Derhalve blijft dit klachtonderdeel onbesproken.

5.5 De notaris heeft het derde verwijt met betrekking tot de onheuse bejegening zoals door klaagster geformuleerd in 3.3, betwist. Nu noch op basis van de stukken van het dossier noch ter zitting is komen vast te staan dat de notaris klaagster onheus heeft bejegend en klaagster dit klachtonderdeel onvoldoende heeft onderbouwd, is naar het oordeel van de kamer dit klachtonderdeel ongegrond.

Klaagster heeft voorts ter zitting verklaard dat de notaris haar tevens onheus heeft bejegend door de telefoonverbinding ineens te verbreken. Voor zover klaagster met dit onderdeel een nieuwe klacht heeft willen formuleren, heeft ook met betrekking tot dit verwijt te gelden dat in onderhavige procedure voor de behandeling van nieuw geformuleerde klachten geen plaats is. Derhalve blijft ook dit klachtonderdeel onbesproken.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-       verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. C.E. van Oosten-van Smaalen, voorzitter, J.J. Dijk, R.H. Meppelink, Th.W. van Grafhorst, en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2018.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).