ECLI:NL:TGZRAMS:2020:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/336

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:6
Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 13-01-2020
Zaaknummer(s): 2019/336
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster vindt dat verweerster, plastisch chirurg, onzorgvuldig heeft gehandeld bij de verwijdering van haar lipoom. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 16 juli 2019 binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C ,

plastisch chirurg,

werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. A.C. de Die, advocaat te Amsterdam.

1.         De procedure

1.1       Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      de door klaagster ingevulde machtiging met opmerkingen, ingekomen op 4 september 2019;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

1.2.      De zaak is na binnenkomst bij het Regionale Tuchtcollege Amsterdam aanvankelijk -gezien de woonplaats van verweerster- doorgestuurd naar het Regionale Tuchtcollege te ’s-Gravenhage, maar vervolgens op verzoek van verweerster d.d. 27 augustus 2019 (gezien de woonplaats van klaagster en plaats van handelen), op 3 september 2019 weer retour gestuurd naar het college te Amsterdam, alwaar de klacht behandeld is.

1.3.      Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.4.      De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klaagster is door de huisarts verwezen naar verweerster in verband met een lipoom (vetbult) op haar rug. Op 12 juni 2019 heeft verweerster het lipoom verwijderd. Na de ingreep is een afspraak gemaakt voor poliklinische controle op 20 juni 2019. Het materiaal is ingestuurd voor pathologisch-anatomisch (PA) onderzoek.

2.2.      Op zondag 16 juni 2019 heeft klaagster een e-mail gestuurd, waaruit blijkt dat zij ongerust is over de op haar rug ontstane bult op de plek waar het lipoom was verwijderd.

2.3.      Een collega van verweerster heeft de wond hierop onderzocht op 24 juni 2019. Er bleek sprake van een hematoom, welke is aangeprikt en leeggezogen. De wond is verbonden met drukverband. De controle afspraak van 20 juni 2019 is blijven staan.

2.4.      De controle afspraak van 20 juni 2019 heeft plaatsgevonden bij (weer) een andere collega van verweerster. Klaagster gaf aan dat zij dacht dat de operatie niet goed was gegaan. Volgens het dossier was de wond rustig en waren er geen tekenen van infectie. Er is nog een restant van het hematoom weggezogen, waarna de wond met vet gaas is verbonden. Er is een controle-afspraak gemaakt voor een week later.

2.5.      Op 24 juni 2019 is klaagster gezien door een collega van verweerster voor wondcontrole. Bij onderzoek was een zwelling op haar rug te zien en daaronder een uitgezakt hematoom. Er waren geen tekenen van infectie. De zwelling is opnieuw aangeprikt. Tevens werden foto’s van de rug gemaakt. Er stond al een vervolgafspraak voor 4 juli 2019.

2.6.      Op 4 juli 2019 vond de laatste controle-afspraak plaats bij (weer) een andere collega van verweerster. Klaagster had er expliciet om verzocht door deze collega te worden gezien. De rug zag er volgens het dossier rustig uit. Er was geen sprake meer van een seroom of een hematoom. Er hoefde geen vervolgafspraak gemaakt te worden en de behandeling is daarop afgerond.

2.7.      Op 5 juli 2019 is klaagster geinformeerd over de uitslag van het PA-onderzoek. Er bleek inderdaad sprake van een lipoom.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld bij de verwijdering van het lipoom. Niet alleen werd er volgens klaagster niet hygiënisch gewerkt (klaagster moet handen schudden met alle aanwezigen in de OK, de prullenbak voor wegwerpmateriaal stond vlak onder haar neus etc.), ook moest zij op haar buik gaan liggen (niet handig voor een vrouw) en er was volgens klaagster sprake van een bloedbad. Verder was er na de behandeling op de plek van het lipoom geen kuiltje ontstaan maar een harde bult. Deze is uiteindelijk (meermaals) aangeprikt en daardoor welliswaar uiteindelijk verdwenen, maar klaagster vindt dat dit een vrouw van 74 niet had mogen worden aangedaan. Zij heeft gevreesd voor verlies van haar vitaliteit en kwaliteit van leven.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft als verweer onder meer naar voren gebracht dat de ingreep zonder complicaties is verlopen. Verweerster is niet aansprakelijk voor handelen van anderen (aanzetten radio, weggooien van wegwerpmateriaal). Het geven van handen is onderdeel van de Time Out Procedure (TOP) voorafgaande aan de ingreep, zodat iedereen zich kan voorstellen en de operateur zeker weet de juiste persoon voor zich te hebben. Dit vindt plaats in de niet-steriele ruimte voor de OK. Het OK-team gaat daarna ‘steriel’ (handschoenen en muts). Klaagster moest op haar buik gaan liggen, omdat het lipoom op haar rug zat. Vochtvorming en een lichte nabloeding zijn bekende complicaties bij deze behandeling en duiden niet op onzorgvuldig handelen van verweerster. Omdat klaagster niet meer gezien wilde worden door verweerster vonden de vervolgcontacten plaats bij haar collega’s. Deze hebben vervolgens adequaat gehandeld inzake het verwijderen van het hematoom.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college wijst er allereerst op, dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. In het tuchtrecht is persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt.

5.2.      Het college is op basis van het medisch dossier en de toelichting op de behandeling door verweerster, tot het oordeel gekomen verweerster zorgvuldig heeft gehandeld voor, tijdens en na de ingreep. De procedures (TOP) zijn gevolgd en de dossiervorming is volledig en helder. Klaagster is voldoende over de ingreep geinformeerd en er is naar haar wensen geluisterd. Aan haar is steeds de mogelijkheid geboden om indien gewenst, eerder terug te komen dan de geplande controle-afspraken. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt van haar handelen worden gemaakt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG). De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 13 januari 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

N.J. Bennen en J.C. van der Molen, leden-arts,

bijgestaan door C. Neve, secretaris.

WG  secretaris                                                                                         WG  voorzitter