ECLI:NL:TGZCTG:2020:42 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.458

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:42
Datum uitspraak: 11-02-2020
Datum publicatie: 12-02-2020
Zaaknummer(s): c2018.458
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. De klacht heeft betrekking op de dochter van klaagster, destijds twee weken oud. Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met de praktijk van verweerster en daarbij gesproken met de assistente, die van het consult aantekening heeft gemaakt in het dossier. Verweerster is niet op de hoogte gesteld van dit telefonisch consult. Drie dagen later wordt de dochter van klaagster in het ziekenhuis opgenomen. Klaagster verwijt verweerster – kort gezegd – dat naar aanleiding van het telefonisch contact niet adequaat is gereageerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep van klaagster slaagt en het Centraal Tuchtcollege legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.458 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen  

C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan de stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 9 februari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 9 oktober 2018, onder nummer 2018-026a, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak A. / D. (C2019.149) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 17 december 2019, waar namens klaagster zijn verschenen de heer E., echtgenoot van klaagster, bijgestaan door de heer F., en de huisarts, bijgestaan door mr. Berkhoff-Muntinga voornoemd. Klaagster is, met bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.

Partijen hebben hun standpunten ter terechtzitting nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2.       De feiten

2.1  Klaagster is de moeder van dochter G. (hierna: patiënte), geboren in 2017. Verweerster was tot 17 april 2018 de huisarts van moeder en patiënte.

2.2  Op 23 november 2017 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de

praktijk van verweerster. Klaagster heeft gesproken met de assistente. Van dit gesprek staat het volgende genoteerd op de huisartsenkaart:

“S            Verkouden sinds een paar dagen, koorts-, plasluiers+, alert+, zelf al zoutopl. gebruikt, rechterop in bed gelegd, heeft last van pijn in de keel. Moeder vraagt of ze nog iets kan doen.

                               E             verkouden

P              Goed letten op koorts, plasluiers, alertheid, dan contact opnemen, mag voor de pijn nog geen pctml innemen. Evt. handlauw (uitgekookt) water laten drinken, voor vocht en verzachting van de keel.”

2.3  Verweerster heeft op 23 november 2017 het consult en de afhandeling niet gezien.

3. De klacht

            Klaagster verwijt verweerster de volgende punten:

1) het ontbreken van adequate medische zorg toegespitst op zuigelingen,

2) het ontbreken van adequate praktijkoverdracht voor kwetsbare patiënten,

3) het voeren van een ontoereikend telefonisch consult,

4) het niet uitvoeren van een thuisconsult,

5) het ontbreken van een medisch onderzoek,

6) het stellen van een verkeerde diagnose,

7) het ontbreken van adequate actie in de vorm van ziekenhuisopname,

8)      het schenden van de zorgplicht ten aanzien van moeder en kind.

            4.       Het standpunt van verweerster

Verweerster beroept zich primair op niet-ontvankelijkheid. Subsidiair heeft verweerster de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

            5.       De beoordeling

            Niet-ontvankelijkheid

            5.1       Op 23 november 2017 heeft klaagster telefonisch contact gehad met de praktijk van verweerster en gesproken met de assistente. Verweerster betoogt dat klaagster in haar klacht niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij niet betrokken is geweest bij het telefonisch contact en het haar niet duidelijk is wat klaagster haar precies verwijt.

Bij het antwoord op de vraag of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 47, eerste lid Wet BIG staat het persoonlijk handelen van verweerster centraal. Verweerster is persoonlijk niet bij het telefonisch contact betrokken geweest. In zoverre is klaagster niet-ontvankelijk. Daarentegen kan klaagster wel worden ontvangen in haar klachten die zien op gedragingen van de assistente. Verweerster is als huisarts van de huisartsenpraktijk mede verantwoordelijk voor het voeren van een deugdelijke praktijkorganisatie en kan derhalve tuchtrechtelijk worden aangesproken indien er iets schort aan de praktijkorganisatie, waaronder het mogelijk niet goed functioneren van de assistente.

            Klaagster is aldus ontvankelijk in haar klachten jegens verweerster.

            5.2       De klachten betreffen allemaal het telefonisch contact dat op 23 november 2017 heeft plaatsgehad, en lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.

            5.3       Klaagster en verweerster verschillen van mening of de assistente nu wel of niet gezegd heeft dat patiënte paracetamol mocht innemen. Nu alleen klaagster en de assistente aan het telefoongesprek hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe het gesprek op dit punt precies is verlopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of op dit punt verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klaagster minder geloof verdient dan dat van de verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster en van verweerster evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.

            5.4       Voor het overige heeft de assistente de noodzakelijke gegevens bij klaagster uitgevraagd en in het huisartsenjournaal genoteerd. Gelet op deze gegevens ontmoet het door de assistente aan klaagster gegeven advies bij het College geen bedenkingen.

            5.5       Het ware beter geweest als verweerster het telefonisch consult en de afhandeling op 23 november 2017 wel had gezien. Dat is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij weegt het College mee dat verweerster na deze kwestie haar praktijkvoering aldus heeft aangepast dat nu ieder contact dat een assistente met een patiënt(e) heeft voor overleg genoteerd wordt ter fiattering van de huisarts.

            5.6       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klaagster beoogt met haar beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert – impliciet – tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2  De huisarts voert hiertegen verweer en concludeert tot verwerping van het

beroep.

4.3       Ook in beroep ligt de vraag voor of met betrekking tot het telefonisch contact van klaagster met de assistente van de huisarts op 23 november 2017 adequaat is gehandeld. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege beantwoordt het Centraal Tuchtcollege die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.

4.4       Ten tijde van bedoeld telefoongesprek was de dochter van klaagster twee weken oud. Desgevraagd heeft de huisarts ter terechtzitting in beroep verklaard dat het protocol zoals dat in haar praktijk gehanteerd wordt ook destijds al voorschreef dat bij telefonische hulpvragen die betrekking hebben op hele jonge kinderen door een assistente standaard met de huisarts dient te worden overlegd alvorens een advies te geven. In het onderhavige geval is dat niet gebeurd en de huisarts kan hiervoor, gelet op haar verantwoordelijkheid voor het voeren van een deugdelijke praktijkorganisatie, verantwoordelijk worden gehouden. Het beroep van klaagster slaagt daarom.

4.5       De praktijkvoering is inmiddels zodanig aangepast dat tweemaal daags ieder contact van een assistente met een patiënt voor overleg ter fiattering aan de huisarts wordt voorgelegd. Bovendien heeft de huisarts desgevraagd ter terechtzitting in beroep verklaard dat het voor de assistentes thans goed duidelijk is dat zij bij telefonische vragen die betrekking hebben op heel jonge kinderen altijd direct met de huisarts moeten overleggen. Het Centraal Tuchtcollege acht daarom, al het voorgaande in acht genomen, de oplegging van een waarschuwing, zijnde een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop het stempel van laakbaarheid te drukken, passend.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep;

                                               en, opnieuw rechtdoende:

                                               verklaart de klacht alsnog gegrond;

                                               legt de huisarts de maatregel van waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter; T.W.H.E. Schmitz en

R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en M. van Bergeijk en M. Dees, leden-beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2020.

Voorzitter   w.g.         Secretaris  w.g.