ECLI:NL:TGZRZWO:2019:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 354/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:73
Datum uitspraak: 03-05-2019
Datum publicatie: 03-05-2019
Zaaknummer(s): 354/2018
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog kennelijk ongegrond. Onder de gegeven omstandigheden kan, hoewel van klager bekend was dat hij wel hulp wilde maar aangeboden hulp weigerde, kan verweerder geen terecht verwijt worden gemaakt dat er geen eindgesprek en concrete alternatieve behandeling is aangeboden aan klager. Er is een waarschuwingsbrief uitgegaan naar klager met vermelding dat als klager geen contact opnam de behandeling zou worden beëindigd. Tweede klachtonderdeel niet onderbouwd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 3 mei 2019 naar aanleiding van de op 27 december 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r  

-tegen-

C , gz-psycholoog, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. L.J. Bergsma, verbonden aan Dirkzwager Advocaten te Nijmegen,

v e r w e e r d e r 

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          de brief van klager binnengekomen op 16 april 2019.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager heeft op 11 juni 2018 een brief ontvangen van verweerder inhoudende:

Een groot aantal jaren hebt u contact onderhouden met D. In de loop van deze contacten hebt u meerdere behandelaren gezien.

In deze periode is er samen met u getracht om behandeldoelen te verwezenlijken. De resultaten daarvan zijn gering gebleken, ondanks uw en onze inspanningen. De laatste tijd zijn er geen contacten meer met u geweest, u reageerde niet.

We zien ons daarom nu genoodzaakt u uit te schrijven.

We wensen u het beste.

P.S.

het rapport van de E heb ik nog in mijn bezit, mocht je dit terug willen dan kun je dit bij het secretariaat ophalen (wel graag binnen afzienbare tijd).

Klager heeft per e-mail op 28 juni 2018 aan verweerder verzocht alle op hem betrekking hebbende informatie op te sturen en te wissen. Op 12 juli 2018 heeft klager nogmaals een e-mailbericht met dezelfde strekking naar verweerder gezonden. Op 19 juli 2018 is door het secretariaat van D per e-mail meegedeeld dat klagers dossier klaar lag om opgehaald te worden, met verzoek dat vóór 27 juli 2018 te doen. Op 23 juli 2018 heeft klager zijn dossier opgehaald en op het ontvangstbewijs opgemerkt: “Alles graag vernietigen uit PC!”

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:

1.    Het niet voeren van een eindgesprek met klager dan wel het voorstellen van een alternatieve behandeling/begeleiding van klager;

2.    Uitlatingen te hebben gedaan over klager in een gesprek met het bijzondere zorgteam F omtrent het stalken door klager van personen werkzaam bij E.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij vanaf medio 2017 betrokken is geweest bij de behandeling van klager. Vanaf begin 2018 is het verschillende behandelaren van het forFact-team niet meer gelukt in contact te komen met klager. Conform de reguliere procedure binnen F is klager vervolgens een brief toegezonden, eveneens per e-mail, met het dringende verzoek contact op te nemen met F met de mededeling dat hij zal worden uitgeschreven als hij dat niet doet. Op 11 juni 2018 is vervolgens de uitschrijving per brief verzonden, met nogmaals het verzoek om contact op te nemen in verband met een rapportage van E. Verweerder heeft, in verband met diverse uitlatingen van klager op social media waarbij de privacy van medewerkers van F werd geschonden, klager een e-mail gestuurd met het verzoek daarmee te stoppen.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder heeft conform de procedure bij F klager eerst een waarschuwing per brief en een e-mailbericht gezonden waarin de uitschrijving werd aangekondigd. Dat gaf klager de mogelijkheid om toch weer contact op te nemen met F. Het was toen het forFact-team al enkele maanden niet meer gelukt om in contact te komen met klager. Klager heeft blijkbaar gekozen om ook na de waarschuwing per brief geen contact op te nemen. Onder die omstandigheden, hoewel van klager bekend was dat hij wel hulp wilde maar aangeboden hulp weigerde, kan verweerder geen terecht verwijt worden gemaakt dat er geen eindgesprek en concrete alternatieve behandeling is aangeboden aan klager. Overigens heeft verweerder gemotiveerd gesteld dat wel degelijk alternatieve behandeling is aangeboden in G.

5.3

Het tweede klachtonderdeel is door klager niet onderbouwd. Daarenboven is in het verweerschrift te lezen dat verweerder zich niet herkent in de verwijten. Klager erkent dat hij zelf niet aanwezig is geweest bij het gesprek waarover hij klaagt. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit berust er niet op dat aan het woord van klager minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerder, maar op het uitgangspunt dat het handelen dat door een klager ter toetsing aan het college wordt voorgelegd eerst met voldoende mate van zekerheid moet kunnen worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit al dan niet tuchtrechtelijk door de beugel kan.

5.4

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gegeven in raadkamer door A.L. Smit, voorzitter, S.L.M. Jorna en S.M. Pol, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. Degene die beroep instelt, is € 50,- griffierecht verschuldigd aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.