ECLI:NL:TGZRSGR:2019:195 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-051

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:195
Datum uitspraak: 05-11-2019
Datum publicatie: 05-11-2019
Zaaknummer(s): 2019-051
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopeed. De operatie is onder röntgendoorlichting uitgevoerd om de optimale lengte van de schroef te bepalen. Uit de tijdens de operatie gemaakte beelden in het dossier blijkt dat tijdens de operatie geen sprake was van penetratie van het schroefeinde door het kraakbeen van de heupkop. De geplaatste schroef was niet te lang, ook al is nadien een foute positie van de schroef geconstateerd. Er is niet direct na de operatie een nieuwe röntgenfoto gemaakt, omdat geen twijfel bestond over de positie en de lengte van de schroef. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, orthopeed,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift, ontvangen op 26 februari 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      DVD behorend bij het verweerschrift;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 12 september 2019.

1.2              Het College heeft de klacht op 24 september 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager is de oom van D, geboren in 2006, en treedt op in de hoedanigheid van haar pleegvader.

2.2              Op 22 december 2018 heeft beklaagde D geopereerd aan een linkszijdig afgegleden heupkop (slipped caput femoris epyfysiolysis, SCPE), waarbij de heupkop met een schroef is gefixeerd. De stand en de lengte van de schroef zijn onder doorlichting gecontroleerd.

2.3              Bij het controleconsult op 11 februari 2019 bleek op de röntgenfoto dat de schroef net door de heupkop stak. Beklaagde besloot dat hier operatief iets aan moest worden gedaan. Een collega van beklaagde heeft die operatie uitgevoerd, waarbij hij de schroef enkele slagen heeft teruggedraaid.

3.                  De klacht

Klager verwijt beklaagde zakelijk weergegeven dat hij

-      een te lange schroef heeft gebruikt (bij de operatie)

-      pas acht weken na de operatie vaststelde dat de schroef te lang was.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              De operatie die D op 22 december 2018 heeft ondergaan is aan te merken als een reguliere behandeling. De operatie wordt onder röntgendoorlichting uitgevoerd opdat de chirurg de optimale lengte van de schroef kan bepalen. Uit de tijdens de operatie gemaakte  beelden in het dossier blijkt dat tijdens de operatie geen sprake was van penetratie van het schroefeinde door het kraakbeen van de heupkop. Hieruit volgt dat de geplaatste schroef niet te lang was, ook al is nadien een foute positie van de schroef geconstateerd.

Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

5.2              Beklaagde heeft aangevoerd dat er niet direct na de operatie een nieuwe röntgenfoto is gemaakt omdat er geen twijfel bestond over de positie en de lengte van de schroef. Hij heeft verklaard dat dit de gebruikelijke handelwijze in het ziekenhuis is vanuit het doel om bij patiënten – zeker in de leeftijd van D – schadelijke röntgenstraling zoveel als mogelijk te beperken. Het College kan beklaagde in dit verweer volgen. Het College is van oordeel dat beklaagde toen de penetratie door de heupkop na de gebruikelijke acht weken-termijn werd opgemerkt, adequaat heeft gehandeld.

Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

5.3              Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 5 november 2019 door M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, P.M. van Dijk-de Keuning, lid-jurist, A.M.J.S. Vervest, H.C. Baak en W.F.R.M. Koch, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.