ECLI:NL:TGZRSGR:2019:159 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-233

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:159
Datum uitspraak: 01-10-2019
Datum publicatie: 01-10-2019
Zaaknummer(s): 2018-233
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten tegen een psychiater, bestuurder van een zorgbedrijf met name over het feit dat hij zich onvoldoende bewust is geweest en zeker van heeft gemaakt dat zowel de interne protocollen, werkwijzen e.d. in overeenstemming waren met de wet- en regelgeving alsook het interne kwaliteitsstatuut. Klachten zijn kennelijk ongegrond.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , psychiater,

werkzaam te D,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 17 september 2018;

-      het verweerschrift;

-      de aanvullende klaagschriften met bijlagen d.d. 25 oktober 2018 en 30 oktober 2018;

-      het aanvullend verweerschrift;

-      het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek, gehouden op 12 februari 2019;

-      de brief d.d. 6 maart 2019 van klager.

1.2              Het College heeft de klacht op 7 augustus 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager, geboren in 1974, is lange tijd onder behandeling geweest bij het E, expertisecentrum voor autisme, van F. Beklaagde is bestuurder van het zorgbedrijf F, waar hij de portefeuille ‘inrichting van de zorg’ onder zijn verantwoordelijkheid heeft.

3.                  De klacht

Klager verwijt beklaagde dat hij in zijn hoedanigheid van bestuurder onzorgvuldig heeft gehandeld. Meer in detail verwijt klager beklaagde dat hij zich als eindverantwoordelijke:

a)      onvoldoende bewust is geweest en zeker van heeft gemaakt dat zowel de interne behandelprotocollen, werkwijzen en afstemming van behandelingen en behandelmethodiek als de escalatieprotocollen bij E in overeenstemming waren, zijn en blijven met de wet- en regelgeving, alsook met het interne kwaliteitsstatuut en de algemene leveringsvoorwaarden ggz van F.

b)      niet BIG-geregistreerde medewerkers geneeskundige handelingen heeft laten uitvoeren, waarmee beklaagde niet alleen de Wkkgz, maar ook het burgerlijk recht terzijde heeft geschoven;

c)      ten onrechte aan G, arts bij de Crisisdienst D, opdracht heeft gegeven onrechtmatige handelingen jegens klager uit te voeren om daarmee juridische schade aan klager toe te brengen.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1       Het College stelt voorop dat bij het antwoord op de vraag of beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld het persoonlijk handelen van beklaagde centraal staat.

5.2       Wat beklaagde in deze zaak als BIG-geregistreerde psychiater wordt verweten is geen handelen dat wordt bestreken door de eerste tuchtnorm (artikel 47 lid 1 aanhef en onder a Wet BIG), die betrekking heeft op de behandelrelatie tussen een medische beroepsbeoefenaar en een patiënt, maar handelen van beklaagde als bestuurder van het zorgbedrijf F.

5.3       Met de wijziging van de Wet BIG per 1 april 2019 is de zogenoemde tweede tuchtnorm (artikel 47 lid 1 aanhef en onder b Wet BIG) tekstueel aangepast (“enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt”), maar uit de parlementaire geschiedenis (Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2016/17, 34 629 nr. 2, pag. 7) blijkt dat de wetgever de bedoeling heeft gehad de bestaande jurisprudentie op dit punt te codificeren. Op grond daarvan valt een gedraging onder de tweede tuchtnorm als door de aangeklaagde gehandeld is in de hoedanigheid van BIG-geregistreerde en de gedraging in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (het ‘oude’ criterium), dan wel in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (het ‘nieuwe’ criterium). Ook het handelen van beroepsbeoefenaren in een leidinggevende en/of bestuurlijke functie kan op grond van de tweede tuchtnorm tuchtrechtelijk worden beoordeeld, indien dit handelen zijn weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg en de beklaagde zich bij zijn handelen heeft begeven op het deskundigheidsgebied dat bij zijn titel hoort. Wel dient rekening te worden gehouden met de discretionaire ruimte van de leidinggevende/bestuurder. In het licht van deze uitgangspunten zullen de klachtonderdelen worden beoordeeld.

Klachtonderdeel 3 a).

5.4       Dit klachtonderdeel is niet vast komen te staan.

Klager heeft zijn stellingen niet deugdelijk geconcretiseerd, zeker niet in het licht van het verweer. Hij heeft in zijn klaagschrift bovendien causale verbanden gelegd, die niet kunnen worden gelegd. Beklaagde daarentegen heeft ter zake uiteengezet dat er meerdere interne en externe controlemechanismes bestaan om periodiek te toetsen op welke manier de zorgverleners van F op de hoogte zijn van alle relevante wet- en regelgeving en heeft deze mechanismes ook benoemd. Ook heeft hij gesteld dat hij als bestuurder informatie verkrijgt en verzamelt en actief naar verbetering streeft als de situatie dat vereist. Hij heeft toegelicht op welke wijze er proactief is gehandeld om een adequate oplossing te vinden, toen hij in de zomer van 2016 het signaal ontving dat het behandelteam van E H het zwaar had. Een dergelijke werkwijze is zorgvuldig en ontmoet bij het College geen bedenkingen. Klachtonderdeel 3 a is dus ongegrond.

Klachtonderdeel 3 b).

5.5       Het College heeft geen enkele aanwijzing dat beklaagde ongeschoolde, niet BIG-geregistreerde medewerkers (het College begrijpt in casu niet BIG-geregistreerde psychologen) heeft ingezet voor werkzaamheden op de afdeling E, waartoe deze niet bevoegd of bekwaam waren, en/of niet BIG-geregistreerde medewerkers zonder supervisie of werkbegeleiding patiënten heeft laten behandelen (geneeskundige handelingen heeft laten verrichten). Ook het klachtonderdeel 3 b is ongegrond.

Klachtonderdeel3  c).

5.6       Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond, nu op geen enkele manier is gebleken dat hiervan sprake is geweest.

5.7       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 1 oktober 2019 door  M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, H.N. Koetsier en M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.