ECLI:NL:TGZRSGR:2019:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-221

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:157
Datum uitspraak: 01-10-2019
Datum publicatie: 01-10-2019
Zaaknummer(s): 2018-221
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een arts (in opleiding tot psychiater) bij de crisisdienst dat zij de behandelaar heeft geadviseerd over een justitieel traject waarmee zij klagers sociaal maatschappelijke positie heeft ondermijnd. Na de informatie en zorgen van de behandelaar te hebben vernomen heeft beklaagde haar achterwacht, een psychiater, geconsulteerd en vervolgens de behandelaar geadviseerd. Deze werkwijze is zorgvuldig geweest. Klacht is kennelijk ongegrond.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, arts,

werkzaam te D,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 2 augustus 2018;

-      het verweerschrift;

-      het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek, gehouden op 5 februari 2019, met bijlagen;

-      de brief d.d. 6 maart 2019 van klager.

1.2              Het College heeft de klacht op 7 augustus 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager, geboren in 1974, stond ten tijde van zijn contact met beklaagde al enige tijd onder behandeling bij het E, expertisecentrum voor autisme, van F. Beklaagde was ten tijde van de gebeurtenis waarover wordt geklaagd werkzaam als arts in opleiding tot psychiater bij de Crisisdienst D.

2.2              Op 15 december 2016 heeft klagers toenmalige behandelaar advies aan de Crisisdienst in D gevraagd. Beklaagde heeft de behandelaar te woord gestaan. Zij heeft  zich daarbij laten adviseren door de psychiater-achterwacht bij de Crisisdienst. Beklaagde heeft klager niet persoonlijk gezien of gesproken. Zij heeft, voor zover relevant, het volgende in het dossier aangetekend:

“Overleg met psychiater van het E.

Pt bekend met ASS en persoonlijkheidsproblematiek

Behandelaar vraagt advies, geen beoordeling

Behandeling verloopt moeizaam oa wegens uitval van behandelaren, pt lijkt hierop te decompenseren.

Hij heeft zichzelf de laatste tijd (al langere periode, niet nu acuut) dreigend geuit (suicidaal en homocidaal).

Pt is wel dreigend geweest naar de receptioniste bij het E maar er hebben zich nog geen ernstige incidenten voorgegaan, maar behandelaar maakt zich wel zorgen. Er is nu geen acuut moment waarop pt beoordeeld moet worden.

Pt is nu lastig in zorg te krijgen omdat hij boos is en zorgmijdend is. Pt wil de psychiater niet spreken, het is nu ook moeilijk een beeld te vormen over zijn toestandsbeeld. Psychiater zou wel op huisbezoek willen maar wil dit wel op een veilige manier voor iedereen.

Behandelaar vraagt zich af of er een justitieel traject gevolgd kan worden door melding te maken bij politie.

Advies na overleg met G:

- het heeft de voorkeur dat de behandelaar de Pt zelf beoordeeld om het toestandsbeeld te beoordelen.

Om dit veilig te houden -> behandelaar de gegevens gegeven van de PPP-er B H per e-mail -> overleggen om met begeleiding een huisbezoek af te leggen. (bv. met PPP-er of wijkagent).

- Overleggen met Juridisch adviseur -> I over doorbreken beroepsgeheim en melding doen bij de politie. De bedreigingen zijn niet aan 1 bepaald persoon gericht.”

3.                  De klacht

Klager verwijt beklaagde dat zij misbruik heeft gemaakt van positie, macht en situatie en onzorgvuldig heeft gehandeld door te adviseren over een justitieel traject, waarmee zij klagers sociaal maatschappelijke positie heeft ondermijnd. Verweerster heeft bij de analyse van de situatie die zich had voorgedaan onvoldoende de achterliggende gegevens beoordeeld en  is daarbij onvoldoende kritisch geweest ten aanzien van haar collega’s.  

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1       De behandelaar van klager heeft om een intercollegiaal advies verzocht. Naar aanleiding van de informatie die beklaagde van de behandelaar had ontvangen en de zorgen die deze had geuit, heeft beklaagde haar achterwacht, een psychiater, geconsulteerd en vervolgens de behandelaar geadviseerd. Op de vraag van de behandelaar of er een justitieel traject gevolgd kon worden door melding te maken bij de politie is geadviseerd dat het de voorkeur heeft dat de behandelaar zelf, eventueel onder begeleiding, het toestandsbeeld van klager zou beoordelen. Voorts is geadviseerd om te overleggen met de juridisch adviseur mocht politieassistentie gewenst zijn. Het College is van oordeel dat deze werkwijze zeer zorgvuldig is geweest. De klacht is dan ook ongegrond.

5.2       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 1 oktober 2019 door  M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, H.N. Koetsier en M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.