ECLI:NL:TGZCTG:2019:233 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.421

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:233
Datum uitspraak: 05-09-2019
Datum publicatie: 05-09-2019
Zaaknummer(s): C2018.421
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het betreft hier het verzoek tot herziening van de beslissing van het CTG van 31 maart 2015 in de zaken A/C, huisarts (C2014. 273) en Inspectie/C, huisarts (C2014.276).  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing op het verzoek tot herziening in de zaak onder nummer C2018.421 van:

A., voorheen huisarts, wonende te B., verzoeker,

gemachtigde: mr C.W. Noorduyn, advocaat te Den Haag

strekkende tot herziening van de beslissing d.d. 31 maart 2015 van het Centraal Tuchtcollege gegeven in de zaak met nummer C2014.273  van:

C., woonplaats kiezende te B. op het kantooradres van haar advocaat-gemachtigde, appellante in het principaal beroep,

verweerster in het incidenteel beroep, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. M. van Stratum, advocaat te Den Haag

tegen

A., destijds huisarts, werkzaam te B., verweerder in het principaal beroep, appellant in het incidenteel beroep,

                                               verweerder in eerste aanleg, toenmalig gemachtigde:

mr. G. Spong, advocaat te A msterdam

en in de zaak met nummer C2014.276 op het beroep tegen de tussen eerstgenoemde partijen door het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage (onder nummer 2013-039) gegeven beslissing van 17 juni 2014, ingesteld door

DE INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ,

thans genaamd Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,

verder: de Inspectie, kantoorhoudende te Utrecht,

appellante, vertegenwoordigd door: dr. P.J. Zwietering, Senior Inspecteur en mr. drs. J.P. Jansen, Inspecteur Jurist.

1.         Verloop van de procedure

1.1 A. - hierna verzoeker - heeft op 17 oktober 2018 bij het Centraal Tuchtcollege een verzoek ingediend tot herziening van voormelde beslissing van 31 maart 2015. Het Centraal Tuchtcollege heeft mr. T.L. De Vries (plaatsvervangend voorzitter van het Centraal Tuchtcollege) benoemd tot rapporteur. De rapporteur heeft op 6 februari 2019 schriftelijk gerapporteerd en geadviseerd het verzoek tot herziening af te wijzen. De rapportage is aan verzoeker, (de gemachtigde van) C. (hierna: klaagster) en de Inspectie toegezonden.  

1.2 Het verzoek tot herziening is behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 2 juli 2019. Verschenen zijn verzoeker, bijgestaan door

mr. Noorduyn, mr. Van Stratum namens klaagster en mr. drs. Jansen namens de Inspectie. Partijen hebben ter terechtzitting hun standpunten toegelicht. Mr. Noorduyn en mr. drs. Jansen hebben dat gedaan aan de hand van pleitnotities die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overhandigd. Tevens is de rapporteur verschenen.

2.         Feiten

2.1       In de beslissing waarvan herziening is verzocht, heeft het Centraal Tuchtcollege aan verzoeker de maatregel opgelegd tot doorhaling van de inschrijving van verzoeker in het BIG-register.

Het Centraal Tuchtcollege heeft aan die maatregel de navolgende tuchtrechtelijke verwijten ten grondslag gelegd:

-          dat hij op 18 januari 2012 seksueel grensoverschrijdend gehandeld heeft ten opzichte van zijn patiënte, klaagster, en dat hij dat gedrag heeft willen maskeren door zichzelf een - vals bevonden - alibi te verschaffen;

-          dat hij klaagster heeft misleid door een onjuist uitgevoerde behandeling, waartoe hij niet bekwaam was; dit is niet integer en in strijd met de te betrachten professionele zorg;

-          dat hij een medische verklaring valselijk heeft opgemaakt;

-          dat zijn dossiervoering incorrect was en hij onjuist, althans onzorgvuldig declareergedrag heeft vertoond.

Op grond van deze feiten heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat verzoeker niet beschikt over de juiste beroepshouding; dat hij zich niet integer heeft gedragen en niet betrouwbaar is gebleken. Hij heeft met het vorenstaande zowel gehandeld in strijd met de eerste tuchtnorm als met de tweede tuchtnorm (artikel 47 lid 1 onder a en onder b Wet BIG). Mede gelet op een aantal eerder opgelegde tuchtrechtelijke veroordelingen achtte het Centraal Tuchtcollege doorhaling van de inschrijving van verzoeker in het BIG-register passend. 

2.2       Het Centraal Tuchtcollege heeft ambtshalve kennisgenomen van het feit dat verzoeker wegens grensoverschrijdende gedragingen ten opzichte van klaagster en een andere patiënte strafrechtelijk is vervolgd. Het gerechtshof te B. heeft bij arrest van

6 juli 2018, evenals eerder de rechtbank in B. bij vonnis van 21 september 2016, het tenlastegelegde feit 3 subsidiair bewezenverklaard. Dit betreft het strafbare feit dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan het volgende delict: “ poging tot: als degene werkzaam in de gezondheidszorg ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd” , strafbaar gesteld bij artikel 249 juncto 45 Wetboek van Strafrecht. Verzoeker is daarvoor veroordeeld tot een - voorwaardelijke - gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Verzoeker was eerder door de rechtbank in B. al vrijgesproken van de overige aan hem tenlastegelegde feiten en daartegen was geen beroep ingesteld, zodat deze feiten in hoger beroep bij het gerechtshof niet meer aan de orde waren.

2.3       Verzoeker heeft op 15 februari 2017 een (eerste) herzieningsverzoek ingediend. Hierbij stond voornoemd strafvonnis van de rechtbank B. centraal, alsmede een deskundigenrapport betreffende forensisch schriftonderzoek van de presentielijst inzake nascholing op 18 januari 2012. Dit eerste herzieningsverzoek is bij beslissing van 31 oktober 2017 door het Centraal Tuchtcollege afgewezen (C2017.091).

2.4       Verzoeker heeft thans een nieuw (tweede) herzieningsverzoek gedaan. In dit kader heeft verzoeker overgelegd een op verzoek van het gerechtshof B. uitgebracht deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 5 januari 2018 betreffende de authenticiteit van opnames van enkele door klaagster opgenomen (telefoon)gesprekken, met als bijlagen bij dit rapport onder andere een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant D. van 11 augustus 2017. Voorts heeft verzoeker overgelegd een brief van 12 april 2019 van de heer E., psychiater, en een brief van

29 april 2019 van mevrouw F., GZ-psycholoog, beide gericht aan de huisarts van verzoeker.

3.         Beoordeling van het verzoek tot herziening.

3.1       Aan de orde is de vraag of er sprake is van naderhand gebleken omstandigheden die naar ernstig vermoeden tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid, indien zij tijdig bekend waren geworden (artikel 52 Wet BIG).

3.2       Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat de bij beslissing van 31 maart 2015 opgelegde maatregel van doorhaling van de inschrijving in het register is opgelegd ter zake van meerdere gegrond verklaarde klachtonderdelen. Het herzieningsverzoek spitst zich toe op twee van deze klachtonderdelen, te weten het gegrond verklaarde seksueel grensoverschrijdend handelen op 18 januari 2012 en het uitvoeren van een onjuiste behandeling op die datum.

3.3       Verzoeker heeft aan zijn herzieningsverzoek het volgende ten grondslag gelegd:

a. een deskundigenrapportage van het NFI d.d. 5 januari 2018 betreffende de authenticiteit van de door klaagster opgenomen (telefoon)gesprekken;

b. een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant D. d.d. 11 augustus 2017, met bijlagen.

3.4       De door het Centraal Tuchtcollege aangewezen rapporteur heeft in zijn rapportage van 6 februari 2019 geadviseerd tot afwijzing van het herzieningsverzoek.

3.5       Het Centraal Tuchtcollege is - met de rapporteur - van oordeel dat aan de inhoud en de conclusies van voornoemd NFI-rapport en proces-verbaal, ook in onderling verband en samenhang bezien, geen omstandigheden kunnen worden ontleend als bedoeld in artikel 52 van de Wet BIG.

3.6       Het Centraal Tuchtcollege acht niet aannemelijk geworden dat de geluidsopnames zijn gemanipuleerd. De inhoud en de conclusies van voornoemd NFI-rapport en proces-verbaal, ook in onderling verband en samenhang bezien, bieden onvoldoende steun voor verzoekers stelling dat er in de geluidsopnames is geknipt en geplakt. Ook de overige omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd en die zijns inziens afdoen aan de authenticiteit en betrouwbaarheid van de voor hem belastende geluidsopnames, zijn onvoldoende concreet, onvoldoende controleerbaar of bieden anderszins onvoldoende aanknopingspunten om zijn stelling te onderbouwen. Verzoeker heeft weliswaar terecht aan de orde gesteld dat klaagster van de dienst G. niet twee, maar vier geluidsopnames van 26 januari 2012 heeft ontvangen (te weten van 10:27 uur, 12:24 uur, 16:38 uur en 17:25 uur) en dat de geluidsopname van 31 januari 2012 - anders dan het Centraal Tuchtcollege in rechtsoverweging 4.11 van de beslissing van 31 maart 2015 heeft overwogen - niet een opgenomen telefoongesprek betreft, maar een vis-a-vis gesprek, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat in de geluidsopnames is geknipt en geplakt.

3.7       Het Centraal Tuchtcollege is er ambtshalve mee bekend dat verzoeker bij arrest van 6 juli 2018 van het gerechtshof te B. is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voor - kort gezegd - poging tot ontucht met een patiënt (klaagster). Voor de volledigheid merkt het Centraal Tuchtcollege hierbij op dat het gerechtshof te B. blijkens de uitspraak in strafmatigende zin rekening heeft gehouden met het feit dat het Centraal Tuchtcollege hem bij beslissing van 31 maart 2015 reeds een maatregel van doorhaling had opgelegd. Verzoeker heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij inmiddels een cassatieprocedure bij de Hoge Raad is gestart. Wat daar verder ook van zij, ook dit gegeven levert geen grond op voor herziening.

3.8       Op grond van al het vorenstaande ziet het Centraal Tuchtcollege geen reden tot herziening van de beslissing van 31 maart 2015, nu geen sprake is van naderhand gebleken omstandigheden die naar ernstig vermoeden tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid, indien zij tijdig bekend waren geworden.

4.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

wijst het verzoek tot herziening af;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter;

R. Prakke-Nieuwenhuizen en Y.A.J.M. van Kuijck, leden-juristen en M.K. Dees en

M. van Bergeijk, leden-beroepsgenoten en D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2019.

            Voorzitter   w.g.                                             Secretaris  w.g.