ECLI:NL:TGZRSGR:2018:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-072

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:146
Datum uitspraak: 09-10-2018
Datum publicatie: 09-10-2018
Zaaknummer(s): 2018-072
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. De lezingen van partijen lopen uiteen over het contact dat heeft plaatsgehad. Geen aanwijzingen dat de arts de psychiatrische stoornis niet op juiste wijze/ onjuist heeft vastgesteld. De medicatie die is toegediend is een van de mogelijke middelen die in geval van een dergelijke diagnose kan worden toegepast. Klacht afgewezen.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, arts,

werkzaam te D,

verweerster.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 29 maart 2018,

- het verweerschrift met bijlage,

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 3 juli 2018.

1.2       Het College heeft de klacht op 28 augustus 2018 in raadkamer behandeld.

2.      De feiten

2.1              Op 19 november 2012 is door E (F) een beoordeling gevraagd voor klaagster. Daarop

heeft verweerster in de crisisdienst klaagster beoordeeld, samen met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Naar aanleiding van de beoordeling heeft verweerster een Geneeskundige Verklaring opgesteld.

2.2              Ook is na overleg tussen verweerster en de psychiatrisch achterwacht besloten

klaagster eenmalig Tranxène 50 mg intramusculair toe te dienen.

3.           De klacht

Klaagster verwijt verweerster – zakelijk weergegeven – dat de omschrijvingen in de Geneeskundige Verklaring op diverse punten onjuist zijn. Daarnaast zou verweerster klaagster opzettelijk hebben gedrogeerd waardoor klaagster buiten bewustzijn is geraakt.

4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       In de Geneeskundige Verklaring zouden de omschrijvingen op diverse punten onjuist zijn. Zo zou ten onrechte zijn vermeld dat klaagster te bloot en zomers gekleed is, dat zij devalueert in contact, dat sprake is van decorum verlies, dat sprake is van seksuele ontremming, dat het denken van klaagster versneld is, alsmede dat klaagster manisch psychotisch is.

5.2       Zoals klaagster in het verweerschrift heeft kunnen lezen, heeft verweerster een andere lezing van het contact dat heeft plaatsgehad. Nu de versie van klaagster en verweerster op punten lijnrecht tegenover elkaar staan, is niet vast te stellen wat de inhoud van het contact precies geweest is.

Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.

5.3       Voor zover klaagster klaagt over de door verweerder vastgestelde psychiatrische stoornis bij klaagster, heeft het College in het dossier geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat verweerster dit niet op juiste wijze en/of onjuist heeft vastgesteld. Gelet op het uit de psychiatrische stoornis voortvloeiende gevaar kan het College verweerster in haar keuze om medicatie toe te dienen volgen. Het gekozen middel, Tranxène 50 mg intramusculair, is daarbij een van de mogelijke middelen die in geval van een dergelijke diagnose kan worden toegepast.

5.4       Aan de andere opmerkingen van klaagster gaat het College voorbij, hetzij omdat de relevantie daarvan voor de klacht ontbreekt dan wel omdat verweerster deze heeft bestreden en enig verwijt niet valt vast te stellen.

5.5       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 28 augustus 2018 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, mr. M.W. Koek, lid-jurist, H.C. Baak, H.N. Koetsier en dr. R.F. Kropman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.