ECLI:NL:TGZCTG:2018:261 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.486

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:261
Datum uitspraak: 04-10-2018
Datum publicatie: 04-10-2018
Zaaknummer(s): c2017.486
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster is in het kader van de bemoeizorg enkele keren bezocht door de aangeklaagde verpleegkundige. Klaagster heeft gezegd dat zij rust wilde en niet bereid was tot opname in een kliniek. De verpleegkundige heeft deze wens gerespecteerd. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij zonder haar instemming informatie over klaagster heeft verstrekt aan derden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.486 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., verpleegkundige, werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. drs. F. Westenberg, werkzaam te Hoorn.

1.         Verloop van de procedure

A.  - hierna klaagster - heeft op 20 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 7 november 2017, onder nummer 2017-146c, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Namens de verpleegkundige is een verweerschrift in beroep ingediend. Nadien heeft het Centraal Tuchtcollege van klaagster nog een brief met bijlage ontvangen.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd – en deels in een andere samenstelling – met de zaak C2017.484, C2017.485 en C2017.487 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 september 2018, waar zijn verschenen klaagster, vergezeld van haar echtgenoot, en de gemachtigde van de verpleegkundige, mr. drs. F. Westenberg. De verpleegkundige is – hoewel behoorlijk uitgenodigd – niet verschenen. De zaak is over en weer bepleit.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2.     De feiten

2.1       Klaagster, geboren in 1945, is in het kader van

bemoeizorg enkele keren bezocht door verweerster, als verpleegkundige werkzaam bij E. Klaagsters echtgenoot was meestal ook aanwezig bij de bezoeken.

            2.2       Klaagster heeft gezegd dat zij rust wilde en niet bereid was tot opname in een kliniek. Verweerster heeft deze wens gerespecteerd.

            3.      De klacht

Het College heeft uit de stukken kunnen opmaken dat klaagster verweerster verwijt dat zij zonder haar instemming informatie over klaagster heeft verstrekt aan derden. 

            4.       Het standpunt van verweerder

Verweerster heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klaagster en subsidiair de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

            5.       De beoordeling

5.1       Verweerster heeft twee gronden aangevoerd voor haar niet-ontvankelijkheidsverweer. Hoewel klaagster inderdaad leek te klagen namens een ander, namelijk F., en daarom niet-ontvankelijk zou zijn in haar klacht, blijkt toch dat klaagster zelf bij verweerster in behandeling is geweest. Het College gaat er dan ook vanuit dat klaagster klaagt over haar eigen behandeling. Zij is in zoverre ontvankelijk in haar klacht.

Ook het tweede niet-ontvankelijkheidsverweer wijst het College af. Hoewel klaagster haar klacht niet heel duidelijk heeft geformuleerd heeft het College toch kunnen opmaken wat de inhoud van haar klacht is.

5.2       Verweerster stelt dat zij klaagster heeft geholpen met aanvragen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). In het kader van deze aanvragen heeft verweerster informatie verstrekt aan derden. Zij stelt dit steeds te hebben gedaan met instemming van klaagster.

Verweerster is sinds 18 april 2017, nadat klaagster haar de deur had gewezen, niet meer betrokken geweest bij de behandeling van klaagster. Het contact met klaagster zou in de toekomst verlopen via de casemanager vanuit het FACT-team.

  Gezien het feit dat klaagster geen gebruik heeft gemaakt van het mondeling vooronderzoek dat is aangeboden door het College op 7 september 2017 en daarmee hetgeen gesteld is door verweerster niet heeft weersproken gaat het College ervan uit dat verweerster geen informatie aan derden heeft verstrekt zonder instemming van klaagster. Daarom kan het College niet concluderen dat er sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.3       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1       In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen/nalaten van de verpleegkundige nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2018 is dat debat voortgezet.

4.2       In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.3       Namens de verpleegkundige is gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.4       Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Hetgeen dat College heeft overwogen wordt daarom overgenomen, met uitzondering van de derde alinea onder 5.2. In plaats daarvan overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende. Ter terechtzitting in beroep heeft mr. drs. F. Westenberg namens de verpleegkundige medegedeeld dat de verpleegkundige in het kader van aanvragen op grond van de Wet WMO, steeds met mondelinge toestemming van klaagster, informatie heeft verstrekt aan derden. Klaagster heeft dit aldaar weersproken; zij stelt nimmer toestemming te hebben gegeven. De lezingen van partijen lopen op dit punt dus uiteen. Nu klaagster haar stelling verder niet heeft onderbouwd, is het aan de verpleegkundige gemaakte verwijt niet komen vast te staan. Het Centraal Tuchtcollege tekent hierbij aan dat er geen reden is om aan het woord van de een meer waarde toe te kennen dan aan dat van de ander.

4.5       Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege dus van oordeel dat de klacht moet worden afgewezen. Het beroep van klaagster dient daarom te worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter, E.F. Lagerwerf-Vergunst en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en D.A. Polhuis en P.A.M. Storck, leden-beroepsgenoten

en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 4 oktober 2018

Voorzitter w.g.           Secretaris  w.g.