ECLI:NL:TGZREIN:2014:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12222

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:8
Datum uitspraak: 09-01-2014
Datum publicatie: 09-01-2014
Zaaknummer(s): 12222
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: x

Uitspraak: 9 januari 2014

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 18 december 2012 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

fysiotherapeut

werkzaam te [D]

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 25 november 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is osteopaat en BIG-geregistreerd fysiotherapeut. In februari 2007 heeft verweerder klager, die zijn zwager is, een nota nr. 1042007 gestuurd met de omschrijving: osteopathie behandeling € 50. Als behandeldatum wordt 15 februari 2007 vermeld. Er is een gelijkluidende  nota verstuurd voor een behandeling in april 2007.

Klager heeft rugproblemen; in een verklaring van een orthopedisch chirurg staat dat hij een symptomatische spondylolisthesis heeft.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerder heeft bij zijn behandeling in februari 2007 de onderrug van klager gekraakt waardoor spondylolisthesis is veroorzaakt (11 mm), zijn heiligbeen gekraakt dat daardoor scheef staat en zijn bekken verwrongen, dat daardoor ook scheef staat. Als gevolg daarvan heeft klager heel veel last en pijn. Klager verwijt verweerder dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld en een te zware behandeling heeft toegepast. Verder weigert verweerder medische gegevens op te sturen. Bij de tweede behandeling ging het veel beter; daarover heeft klager geen klachten.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder werkt niet als fysiotherapeut maar als osteopaat en is als zodanig ook geregistreerd.

Verweerder kan zich van de gestelde behandelingen helemaal niets herinneren. Hij moet klager wel ooit onderzocht hebben, want hem staat wel bij dat er bij klager een zogenaamde “trap”in de onderrug voelbaar was. Hij kan zich absoluut niet voorstellen dat het is gegaan zoals klager stelt. De werkwijze van verweerder bij een spondylolisthesis is gebaseerd op rustig mobiliserende technieken en adl-adviezen. Verweerder is ervan overtuigd dat hij deze adviezen ook in dit geval heeft gegeven. Hij heeft dus, samenvattend, klager in de familiale sfeer nagekeken en daarom is er nooit een status gemaakt.

Normaliter wordt van een consult een status gemaakt, maar als tijdens familiebijeenkomsten advies wordt gevraagd, wordt daarvan geen status gemaakt. Dat is ook in dit geval niet gebeurd. Er wordt dan wel een nota gestuurd, omdat de verzekering die mogelijk vergoedt en om de kans op vergoeding te vergroten wordt een nota voor behandeling gestuurd, ook als er sprake is geweest van onderzoek.

5. De overwegingen van het college

Voor zover in het verweer een beroep op niet-ontvankelijkheid besloten ligt, wordt dit beroep verworpen. Verweerder heeft weliswaar niet gehandeld in zijn hoedanigheid van fysiotherapeut, maar zijn handelen als osteopaat heeft een voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg om zijn handelen als BIG-geregistreerde fysiotherapeut tuchtrechtelijk toetsbaar te maken.

De lezingen van partijen over de feiten lopen zeer uiteen. Vast staat echter wel dat verweerder handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg bij klager heeft verricht. In beginsel is het dan aan de klagende partij om gronden voor de klacht aan te voeren en bij (gemotiveerde) betwisting de gegrondheid van de klacht aan te tonen althans aannemelijk te maken. In deze zaak heeft verweerder echter, ter onderbouwing van zijn verweer, bij gebreke van het vastleggen van zijn handelingen in een patiëntendossier, geen dossier kunnen overleggen. Verweerder had een dossierplicht, ondanks de familieverhouding. Door het niet nakomen van deze verplichting heeft hij klager de mogelijkheid ontnomen om zijn klacht te onderbouwen en heeft hij de onjuistheid van de stellingen van klager, noch via een dossier noch anderszins aannemelijk kunnen maken. Het college moet daarom uitgaan van de juistheid van de stellingen van klager. Daarom moet de klacht als gegrond worden aangemerkt. Dit betekent overigens niet dat het college van oordeel is dat verweerder de  lichamelijke klachten van klager heeft veroorzaakt. Het is niet aan het college om zich uit te laten over de mogelijke gevolgen van gesteld klachtwaardig handelen.

Wat betreft de maatregel oordeelt het college, mede gelet op de verstreken tijdsduur en de familiale verhoudingen, een waarschuwing passend.

6. De beslissing

Het college:

-         waarschuwt verweerder.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, J.L. Keijzer en J.A. Mooten als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2014 in aanwezigheid van de secretaris.