ECLI:NL:TGZREIN:2014:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13199

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:33
Datum uitspraak: 27-02-2014
Datum publicatie: 28-02-2014
Zaaknummer(s): 13199
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de waarnemend huisarts dat zij een belastende doktersverklaring heeft opgesteld en ondertekend zonder dossierkennis en deze aan derden ter hand heeft gesteld. Daarmee heeft verweerster klager in persoon enorm beschadigd, want de brief is gebruikt in een juridische procedure, waarin klager en de moeder van de zoon van klager verwikkeld zijn. Verweerster is met haar handelen jegens klager op meerdere punten ernstig in gebreke gebleven. Het waarneembericht voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen en verweerster heeft zich als arts begeven op gebieden waar zij niet deskundig is.  Zij had bovendien geen toegang tot het patiëntendossier en kende de achtergronden niet. Klager heeft zijn standpunt dat verweerster hem in persoon enorm heeft beschadigd onvoldoende onderbouwd. Grotendeels gegrond. Berisping en publicatie in Medisch Contact.

Uitspraak: 27 februari 2014

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 september 2013 bij het tuchtcollege Den Haag ingekomen klacht, die door het tuchtcollege Eindhoven is ontvangen op 17 september 2013, van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde mr. C.A.M.J. de Wit te Veghel

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift;

-         het verweerschrift;

-         de brief van de gemachtigde van klager d.d. 6 januari 2014 met bijlagen;

-         de brief van de gemachtigde van verweerder d.d. 6 januari 2014.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 20 januari 2014 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager heeft samen met zijn ex-partner het ouderlijk gezag over zijn 3-jarig zoontje. Het zoontje leeft bij de moeder en is met ingang van 8 januari 2013 door de rechtbank onder toezicht gesteld voor de periode van 1 jaar. Verweerster heeft het zoontje gezien tijdens een consult op 15 augustus 2013, toen zij waarnam voor de huisarts. Het zoontje werd begeleid door zijn grootmoeder van moederszijde en nog iemand. Verweerster heeft na het consult het volgende opgetekend:

Vader bezoek in omgangshuis ivm seksueel misbruik want bij moeder; zijn gescheiden (nooit getrouwd geweest). Nooit fysieke bewijzen geweest, alleen uitingen. Is bij vader geweest en vertelt dat papa met vinger in bibs is geweest. Gisteren in wc gebeurd. LO// laat rustig alles onderzoeken. Bij anus retroanaal erytheem verder géén beschadiging huid. Concl// verdenking seksueel misbruik. B// advies niet meer alleen met vader zijn.

Verweerster heeft deze brief na het consult meegegeven aan de grootmoeder om deze af te geven aan de assistente, zodat zij deze kon faxen naar de eigen huisarts. De grootmoeder heeft de brief echter meegenomen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster dat zij een belastende doktersverklaring heeft opgesteld en ondertekend zonder dossierkennis en deze aan derden ter hand heeft gesteld. Daarmee heeft verweerster klager in persoon enorm beschadigd, want de brief is gebruikt in een juridische procedure, waarin klager en de moeder van de zoon van klager verwikkeld zijn.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft geen verklaring afgegeven. Het gaat om een waarneembericht dat verweerster heeft opgesteld voor de eigen huisarts van de zoon van klager. Daarin staat wat verweerster heeft vernomen, welk onderzoek zij heeft gedaan, tot welke conclusie zij op grond van haar bevindingen is gekomen en welk advies zij hieraan verbond. Daarmee heeft verweerster geprobeerd ervoor te zorgen dat de eigen huisarts voldoende werd geïnformeerd en zo nodig verdere acties zou kunnen ondernemen. De veiligheid van de zoon van klager dient voorop te staan en daaraan heeft verweerster het advies gekoppeld vader en zoon niet alleen te laten tot er duidelijkheid zou zijn.

5. De overwegingen van het college

Het college constateert dat verweerster het zoontje van klager heeft onderzocht zonder dat één van de ouders daarbij aanwezig was. Daarmee heeft verweerster gehandeld in strijd met artikel 1:234 jo artikel 7:447 BW (WGBO). Verweerster weet niet wie de derde persoon was die bij het consult aanwezig was.

Een waarneembericht dient te zijn opgesteld volgens de zogeheten ‘SOEP-systematiek’. Daarbij wordt onderscheiden: de klacht en de hulpvraag, anamnestische gegevens (Subjectief), de resultaten van het eigen onderzoek door de arts (Objectief), de werkdiagnose, evaluatie of conclusie van de arts (Evaluatie) en het diagnostisch plan of behandelplan (Plan). In het waarnemingsbericht van verweerster van 15 augustus 2013 wordt deze systematiek niet gehanteerd. Er staat bijvoorbeeld dat omgang van klager met zijn zoontje plaatsvindt in het omgangshuis ‘ivm seksueel misbruik’ zonder dat duidelijk is waar deze informatie vandaan komt (volgens verweerster van de grootmoeder). Deze informatie is onjuist. In het waarneembericht staat als conclusie ‘verdenking seksueel misbruik’. Dit is geen geneeskundige conclusie. Het advies ‘niet meer alleen met vader zijn’ is evenmin geneeskundig van aard. Dit advies is ook misplaatst omdat de omgang van klager met zijn zoontje al plaatsvond in het omgangshuis.

Het college stelt vast dat het waarneembericht niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat verweerster zich als arts heeft begeven op gebieden waar zij niet deskundig is. Verweerster heeft het waarneembericht bovendien meegegeven aan de grootmoeder en daarmee haar geheimhoudingsplicht jegens (de ouders van) het zoontje geschonden. Zij had zich moeten realiseren dat het meegeven van het waarneembericht aan de grootmoeder van moederszijde om af te geven aan de huisarts risico’s met zich meebracht, gezien de inhoud ervan. Het bericht is door de moeder ingebracht in een juridische procedure tegen klager over de omgangsregeling.  

Verweerster nam waar voor de eigen huisarts. Zij had geen toegang tot het patiëntendossier en kende de achtergronden niet. Ook om die reden had zij voorzichtiger moeten opereren.

De klacht is gegrond. Verweerster is met haar handelen jegens klager op meerdere punten ernstig in gebreke gebleven. Het college rekent verweerster dit temeer aan omdat in de

literatuur veel aandacht is besteed aan de onderhavige problematiek en verweerster verondersteld mocht worden op de hoogte te zijn van de alsdan geldende regels.

Het college acht, het geheel overziende, het opleggen van de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

Klager heeft zijn standpunt dat verweerster hem in persoon enorm heeft beschadigd onvoldoende onderbouwd. Indien en voorzover dit standpunt al juist zou zijn heeft klager nagelaten aan te geven welke tuchtnorm verweerster zou hebben overschreden anders dan de normen waarover hiervoor reeds is geoordeeld en beslist.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen;

-         berispt verweerster;

-         wijst de klacht voor het overige af;

-         bepaalt dat om redenen, aan het algemeen belang ontleend, de beslissing, zodra zij onherroepelijk is geworden, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift “Medisch Contact”.

Aldus beslist door mr. dr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter, mr. P.Hoekstra als lid-jurist, J.D.M. Schelfhout, dr. E.D.M. Masthoff en mr. A. de Jong als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2014 in aanwezigheid van de secretaris.