ECLI:NL:TGZREIN:2014:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13157

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:22
Datum uitspraak: 16-01-2014
Datum publicatie: 16-01-2014
Zaaknummer(s): 13157
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster, een forensisch psychiatrisch centrum, verwijt een bij haar voormalig werkzame verpleegkundige dat hij het beroepsgeheim veelvuldig heeft geschonden en dat hij in strijd met de bij klaagster geldende protocollen heeft gehandeld door: - vertrouwelijke patiëntengegevens te verstrekken aan het Adviespunt Klokkenluiders; - een misstandmelding met daarin vertrouwelijke patiëntengegevens rond te sturen naar in elk geval 18 medewerkers die niet (steevast) rechtstreeks betrokken waren bij de behandeling van die patiënten; - onderdelen uit patiëntdossiers naar zijn e-mailadres weg te sluizen. W aarschuwing.    

Uitspraak: 16 januari 2014

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op  23 juli 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

te [B]

klaagster

in de persoon van mr. I.E. Kruit

tegen:

[C]

verpleegkundige

destijds werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. A.B. Noordhof te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         brief d.d. 13 november van de gemachtigde van verweerder

-         de faxbrief d.d. 18 november 2013 van klaagster

-         de pleitnota overgelegd door mr. I.E. Kruit

-         de pleitnota overgelegd door de gemachtigde van verweerder

-         het Besluit van 27 september 2011 tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden overgelegd door mr. [D].

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 2 december 2013 behandeld. Partijen, klaagster in de persoon van mevrouw Kruit voornoemd en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht, waarbij gebruik is gemaakt van pleitnota’s welke zijn overgelegd. Bij brief van 13 november 2013 heeft de gemachtigde van verweerder aangekondigd als deskundige te willen laten horen mevrouw mr. [D], senior adviseur bij Adviespunt Klokkenluiders. Mevrouw [D] heeft ter zitting gereageerd op aan haar voorgelegde vragen, waarbij zij het Besluit van 27 september 2011 tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden heeft overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Tot 1 april 2013 was verweerder werknemer bij klaagster. Uit onvrede over het beleid bij klaagster heeft verweerder ontslag genomen. Bij brief van 1 juni 2012 heeft verweerder bij de directie en de leden van de Raad van Bestuur van klaagster zijn gevoelens van onvrede geuit over tekortschietende zorg. Uit een bericht op het interne netwerk van klaagster bemerkte verweerder dat zijn brief was ontvangen en in een werkoverleg was ingebracht. Hij is er daarna door een leidinggevende op aangesproken. In de brief van 19 mei 2013 aan de Raad van Bestuur heeft verweerder nogmaals uiteengezet waarom hij aandacht vraagt voor tekortkomingen in de zorg. Deze brief heeft hij ook, niet geanonimiseerd, in een ‘cc’ gestuurd naar het Adviespunt Klokkenluiders (hierna: het Adviespunt) en via e-mail naar tenminste 18 medewerkers van klaagster. Verweerder heeft om zijn bewijspositie zeker te stellen vertrouwelijke informatie van meerdere patiënten doorgestuurd naar zijn privé e-mailadres.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij het beroepsgeheim veelvuldig heeft geschonden en dat hij in strijd met de bij klaagster geldende protocollen heeft gehandeld.

Klaagster verwijt verweerder meer specifiek dat hij vertrouwelijke patiëntengegevens heeft verstrekt aan het Adviespunt, de misstandmelding met daarin vertrouwelijke patiëntengegevens heeft rondgezonden naar in elk geval 18 medewerkers die niet (steevast) rechtstreeks betrokken waren bij de behandeling van die patiënten en dat hij onderdelen uit patiëntdossiers naar zijn e-mailadres heeft weggesluisd.

Klaagster heeft gewezen op het bepaalde in artikel 7:457 BW en gesteld dat verweerder zonder toestemming van de betrokken patiënten gegevens heeft verstrekt aan derden die niet rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst betrokken waren.

Uit de bij klaagster geldende protocollen volgt met name dat patiëntengegevens niet mee naar huis genomen mogen worden en dat vertrouwelijke gegeven niet zonder toestemming van (een lid van) de Raad van Bestuur naar enig e-mailadres dat niet is aangesloten op het netwerk van klaagster of de Dienst Justitiële Inrichtingen, mogen worden verzonden.

Voor de informerende en doorverwijzende taak die het Adviespunt heeft, behoeft het Adviespunt niet de namen en medische gegevens van de patiënten. Dat het Adviespunt een eigen geheimhoudingsplicht kent, doet aan de klacht niet af.

Zeker de helft van voormelde 18 medewerkers is in het geheel niet bij de behandeling van de in de misstandmelding genoemde patiënten betrokken geweest, terwijl zij toch vertrouwelijke informatie onder ogen kregen.

Onderzoek naar verweerders werk e-mailbox heeft uitgewezen dat verweerder vanaf augustus 2012 en met name omstreeks zijn laatste werkdag, 20 februari 2013, gegevens uit verscheidene patiëntdossiers heeft weggesluisd naar zijn privé mailadres.

De handelwijze van verweerder is des te ernstiger omdat de getroffen patiënten kwetsbare patiënten zijn of waren, die vanwege hun strafrechtelijke veroordeling en onvrijwillige opname in deze tbs-instelling een extra zorgvuldige omgang met hun privacygevoelige gegevens mochten en mogen verwachten.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder benadrukt dat hij met zijn handelen uitsluitend het doel voor ogen heeft gehad om de misstanden en fouten in de patiëntenzorg bij klaagster onder de aandacht te brengen.

De directe aanleiding voor de eerste brief was een suïcide van een patiënt, bij wie verweerder nauw betrokken was. Het feit dat in de melding aan de Inspectie onvolledige informatie werd verstrekt, stuitte verweerder tegen de borst, reden waarom hij zijn gevoelens van onvrede hierover uitte in de brief aan de directie en de leden van de Raad van Bestuur.

In de brief van 19 februari 2013 aan de Raad van Bestuur heeft verweerder nogmaals duidelijk uiteengezet waarom hij aandacht vraagt voor de tekortkomingen in de zorg die met name aan verstandelijk gehandicapte patiënten wordt geboden. Daarbij heeft hij voorstellen tot verbetering gedaan. Verweerder verwijt klaagster dat zij op de genoemde misstanden niet is ingegaan en onvoldoende in het werk heeft gesteld om de zorg te verbeteren.

Naar aanleiding van die brief heeft de Raad van Bestuur aangegeven een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Verweerder heeft het onderzoeksrapport wel even mogen inzien, maar heeft het niet gekregen en is in dat kader ook niet gehoord. Bij brief van 15 april 2013 heeft de Raad van Bestuur over de uitkomsten van het rapport het navolgende bericht: “Het bestuur aanvaardt alle uitkomsten van het onderzoek en onderschrijft de aanbeveling. We zijn gerustgesteld nu geen misstand is aangetroffen en expliciet is vastgesteld dat de medische zorg en de bejegening van onze patiënten op orde is”. De inhoud van deze brief is voor verweerder ongeloofwaardig.

Het belang van het beroepsgeheim is alleen gelegen in de bescherming van de patiënt en diens persoonlijke levenssfeer. Het beroepsgeheim is niet absoluut. Verweerder raakte in gewetensnood omdat hij mede verantwoordelijk was voor de zorg aan patiënten en tevens constateerde dat deze zorg op diverse punten ernstig tekort schoot. Omdat hij geen andere mogelijkheid zag om het probleem onder de aandacht te brengen heeft hij uiteindelijk besloten om hiermee naar buiten te treden, zij het op beperkte schaal. Om misstanden te kunnen melden is het onvermijdelijk om patiënten bij naam te vermelden en hun concrete situatie te beschrijven. Verweerder betwist dat hij daarbij regels die vallen onder de privacywetgeving of het gedragsprotocol van klaagster heeft overtreden. Zo daarvan wel sprake is, dan zijn de belangen van de patiënten op geen enkele wijze geschonden.

Het verzenden van de e-mailberichten via de interne mail aan de medewerkers is niet als een schending van het beroepsgeheim aan te merken nu deze collega’s al inzage hadden in de betreffende gegevens en ook zonder aanduiding wisten over welke patiënten het ging. Bovendien hebben die medewerkers dezelfde geheimhoudingsplicht als verweerder.

Ook het Adviespunt kent een regeling met betrekking tot geheimhouding, zodat geen enkele vrees behoeft te bestaan voor verspreiding van de gegevens. Bij brief van 28 februari 2013 heeft het Adviespunt nog eens benadrukt dat het beroepsgeheim van verweerder er niet aan in de weg staat om een melding te doen. De kern van de klokkenluidersregeling is dat er rechtsbescherming wordt geboden aan klokkenluiders. Dit houdt in dat verweerder op geen enkele wijze mag worden benadeeld in zijn rechtspositie.

Verweerder heeft zich aan voormelde regeling gehouden en ook advies ingewonnen bij het Adviespunt over de vraag hoe te handelen in deze situatie.

5. De overwegingen van het college

Vaststaat dat verweerder zonder toestemming van patiënten hun namen en medische gegevens heeft verstrekt aan het Adviespunt en aan in elk geval 18 medewerkers van klaagster. Voorts staat vast dat verweerder voormelde gegevens vanaf zijn werk e-mailadres heeft verzonden naar zijn privé e-mailadres.

Artikel 7: 457 BW luidt – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - :

Lid 1( …) draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van bescheiden (…) worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van de beperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht.

Lid 2: Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst en degene die optreedt als vervanger van de hulpverlener, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden. (…)

In het protocol van klaagster staat voor zoveel te dezen van belang opgenomen dat patiëntgegevens niet mee naar huis mogen worden genomen en dat vertrouwelijke gegevens niet zonder toestemming van (een lid van) de Raad van Bestuur van klaagster naar enig e-mailadres dat niet is aangesloten op het netwerk van klaagster dan wel de Dienst Justitiële Inrichtingen mogen worden verzonden.

Naar aanleiding van de op zijn brief van 2 juni 2012 gekregen reactie van de directie van klaagster heeft verweerder zich beraden. Hij heeft zich, zoals ook ter zitting is bevestigd door mevrouw [D], voor advies tot het Adviespunt gewend. Ter zitting heeft mevrouw [D] aangegeven hem te hebben geadviseerd een en ander nog eens bij de Directie en de Raad van Bestuur van klaagster aan te kaarten. In het algemeen heeft mevrouw [D] verklaard dat het Adviespunt een voorlichtende taak heeft, zowel op praktisch als op juridisch terrein. Ter zitting is duidelijk geworden dat het Adviespunt verweerder niet expliciet heeft gewezen op de regelgeving in het kader van de geheimhoudingsplicht. Hoewel dit van het Adviespunt wel had mogen worden verwacht, ontslaat het nalaten daarvan verweerder niet van zijn eigen verantwoordelijkheid.

Naar het oordeel van het college heeft verweerder artikel 7:457 BW overtreden door de brief van 19 februari 2013 niet geanonimiseerd in kopie te sturen naar het Adviespunt en via e-mail naar een aantal medewerkers.

Dat het Adviespunt een eigen geheimhoudingsplicht heeft doet daaraan niet af.

Vast is komen te staan dat in elk geval een aantal van de door klaagster gestelde 18 medewerkers niet rechtstreeks bij de behandelovereenkomst van de met naam en medische gegevens vermelde patiënten was betrokken. Bovendien waren die gegevens voor de uitvoering van hun werkzaamheden geenszins noodzakelijk.

Het doel van verweerder leek meer gericht op het vinden van medestanders in zijn - naar de indruk van het college oprechte - streven verbetering van door hem gesignaleerde misstanden te bewerkstelligen.

Op zich staat aan het melden van misstanden niets in de weg, maar dan moet een dergelijke melding wel volgens de regels plaatsvinden.

Ter zitting is gebleken dat verweerder dit thans onderkent. Hij heeft immers het verstrekken van de niet geanonimiseerde melding als een grote fout betiteld.

Ook had verweerder de patiëntgegevens niet naar zijn privé e-mailadres mogen sturen om deze daar op te slaan. De door verweerder gevoelde noodzaak het bewijs van de misstanden zeker te stellen, ontneemt aan deze handeling niet het laakbare karakter.

Het college is dan ook van oordeel dat de klacht op alle onderdelen gegrond is.

In het kader van het opleggen van een maatregel overweegt het college als volgt.

Verweerder heeft aangegeven dat hij zich zeer bekommerde om de kwetsbare patiënten bij klaagster. Verweerder is niet stante pede overgegaan tot het aan derden verstrekken van de melding. Hij heeft eerst op 2 juni 2012 een brief gestuurd aan de directie en de Raad van Bestuur van klaagster en heeft zich vervolgens, toen hij zich niet gehoord voelde, voor advies gewend tot het Adviespunt. Verweerder heeft zich kennelijk een roepende in de woestijn gevoeld. Dit neemt niet weg dat verweerder een grote fout heeft gemaakt door de wijze waarop hij de melding aan het Adviespunt en een aantal medewerkers heeft gedaan en door bovendien de gegevens naar zijn privé e-mailadres te sturen.

Ter zitting heeft verweerder met klem betoogd dat hij niet meer als sociaaltherapeut zal gaan werken. Het college heeft geen reden daaraan te twijfelen.

Alle omstandigheden afwegend acht het college de maatregel van waarschuwing te dezen passend.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend bepaalt het college dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

-         legt de maatregel van waarschuwing op;

-         bepaalt dat om redenen, aan het algemeen belang ontleend, de beslissing, zodra zij onherroepelijk is geworden, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor verpleegkundigen.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, C.E.B. Driessen, G.J.T. Kooiman en A. Petiet als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

16 januari 2014 in aanwezigheid van de secretaris.