ECLI:NL:TGZRZWO:2013:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 101/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:51
Datum uitspraak: 15-11-2013
Datum publicatie: 15-11-2013
Zaaknummer(s): 101/2013
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts gegrond. Omtrent verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming is artikel 10 van de KNMG-Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld van toepassing. Verweerder had dan wel contact op moeten nemen ten einde bij voorkeur toestemming van klager te verkrijgen, dan wel zich moeten vergewissen van de toestemming van klager aan de Raad, omdat verweerder ook informatie gaf over klager zelf en de opvoedings- en gezinssituatie van klagers kinderen en daarbij niet alleen feitelijkheden maar ook waardeoordelen heeft gedeeld met de Raad .

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 november 2013 naar aanleiding van de op 14 maart 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniels, verbonden aan de Stichting VvAA te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 27 september 2013, alwaar zijn verschenen klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren 11 december 1963, is de vader van vier kinderen. Vader, moeder en kinderen waren tot 2011 bij verweerder in de praktijk patiënt.

Verweerder sprak op 20 maart 2012 telefonisch met een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming. Daarvan werd verslag gemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming dat ter correctie aan verweerder is voorgelegd. Verweerder heeft geen wijzigingen aangebracht in het verslag.

Klager had geen toestemming gegeven aan verweerder om informatie te geven aan de Raad voor de Kinderbescherming.

Het raadsverslag van de Raad voor de Kinderbescherming D luidt als volgt, voor zover thans van belang:

Bron: Huisarts C,

C vertelt dat hij nooit sporen van kindermishandeling heeft gezien bij de kinderen. Wel geeft hij aan dat E een keer is doorverwezen naar de kinderarts in verband met haar (korte) lengte. Uit onderzoek bleek dat zij conform haar bouw en genetica groeit.

Vader heeft kort nadat moeder en de kinderen bij hem zijn vertrokken C gebeld met de vraag of hij vader kon vertellen waar moeder en de kinderen waren. C kon aan vader geen informatie verstrekken, omdat hij niet gezagdragend is en vader en moeder niet volgens de Nederlandse wet waren getrouwd.

C omschrijft vader als een man die snel gekrenkt is en gespannen overkomt. Hiervoor is vader doorverwezen om te bezien of dat het te maken heeft met zijn persoonlijkheidsstructuur of dat er mogelijk sprake is van een depressie.

Vader ontkent alle echtelijke problemen, wel geeft vader aan dat er zakelijk en familiaire problemen zijn, maar zelf ontkent vader hier deel van uit te maken.

Vader heeft veel tegenslagen gehad volgens C is vader hier zelf ook een onderdeel van het probleem.

Tijdens een gesprek met C heeft vader toegeven dat hij de kinderen meerdere keren met een stok heeft geslagen, maar vader bagatelliseert het.

In december 2011 heeft vader C voor het laatst gebeld. Vader wilde, in verband zijn verhuizing naar het buitenland, zijn medisch dossier opvragen zodat hij dat kan overhandigen aan een huisarts / dokter in het buitenland.”

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij, door zonder toestemming van klager te handelen, klagers eer en naam heeft geschaad, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan smaad, schending van vertrouwen en schending van zijn geheimplicht.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij zich had moeten vergewissen van de toestemming van klager met betrekking tot het informeren van de Raad voor de Kinderbescherming. Verweerder voert aan dat het meer correct was geweest indien hij zich had beperkt tot de feiten en de directe informatie uit het dossier en zich niet had moeten uitlaten over de interpretatie van gedragingen, gedachten en gevoelens. Verweerder heeft getracht oog te hebben voor het welzijn van klager, maar bij een vermoeden dat de kinderen werden mishandeld heeft verweerder hun belang zwaarder laten wegen. Verweerder zal in de toekomst bij een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming omtrent informatie vragen naar de status van het onderzoek, welke specifieke informatie van hem wordt gevraagd, waar het voor gebruikt zal gaan worden en hoe het zit met de toestemming van de betrokkenen. Verweerder voert aan dat hij in de onderhavige zaak niet zorgvuldig genoeg is geweest en biedt klager daarvoor zijn excuses aan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Ten aanzien van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming is artikel 10 over contact met de raad van de KNMG-Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (maart 2012) (hierna: meldcode) van toepassing. In de meldcode is het navolgende omtrent dergelijke verzoeken opgenomen. De arts die door de Raad voor de Kinderbescherming wordt benaderd met een verzoek om informatie verstrekt

- bij voorkeur met toestemming van ouders en/of kind - alle tot zijn beschikking staande informatie die noodzakelijk is om kindermishandeling te stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te laten onderzoeken. De arts informeert betrokkenen tevoren, tenzij dit niet mogelijk is in verband met de veiligheid van het kind en/of anderen, als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de arts het kind en/of de ouders uit het oog zal verliezen of als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid. Daarbij geldt dat de arts zijn informatie zo feitelijk mogelijk, bij voorkeur schriftelijk verstrekt, onder de voorwaarde dat deze niet voor een ander doel wordt gebruikt dan waarvoor deze werd verstrekt.

5.3

Op zichzelf blijkt uit de verklaring van verweerder dat hij redenen had om informatie te geven aan de Raad voor de Kinderbescherming. Maar het college is - met verweerder - van oordeel dat verweerder dan wel zelf contact had moeten opnemen met klager, teneinde bij voorkeur toestemming van klager te verkrijgen, dan wel zich had moeten vergewissen van de toestemming aan D door klager, omdat verweerder ook informatie gaf over klager zelf en de opvoedings- en/of gezinssituatie van de kinderen.

Verweerder heeft aangegeven dat hij de weergave van de contacten met klager zoals opgenomen in het huisartsenjournaal heeft geraadpleegd toen hij werd benaderd door D en de gegeven informatie feitelijke grondslag vindt in het medisch dossier van klager. Het college is, zoals ook verweerder heeft aangegeven, van oordeel dat de door hem gegeven informatie niet alleen feitelijkheden maar ook waardeoordelen over klager inhouden. Daarmee heeft verweerder zich niet gehouden aan de genoemde meldcode.

Daarmee is de klacht gegrond.

5.4

Het college is van oordeel, mede gelet op het inzicht dat verweerder heeft getoond in zijn handelen, dat de maatregel van een waarschuwing in deze passend is.

6. DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. M. Willemse, lid-jurist,

J.M. Komen, T.S. van der Veer en dr. R.B. van Leeuwen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 november 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van

mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.