ECLI:NL:TGZRGRO:2013:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/83

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2013:8
Datum uitspraak: 26-03-2013
Datum publicatie: 17-07-2013
Zaaknummer(s): G2012/83
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een internist wegens een onjuiste behandeling. Klacht ongegrond.

Rep.nr. G2012/83

26 maart 2013

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE   GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 18 september 2012

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: dhr. M. Niewzwaag van Stichting De Ombudsman

tegen

C,

internist in het D te E,

verweerder,

BIG reg.nr: -,

gemachtigde: mw. mr. M.L. Warner.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van het dossier, waarin zich onder meer bevinden:

- het klaagschrift van 17 september 2012, ingekomen op 18 september 2012;

- een aanvullend schrijven van klaagster van 3 oktober 2012, ingekomen op 5 oktober

  2012;

- een verweerschrift van 7 november 2012 met bijlagen, ingekomen op 9 november

  2012;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek van 16 januari 2013 geleid

  door mr. F.E. Mobach-Visser.

De klacht is behandeld op 29 januari 2013 in raadkamer van het College.

2. Vaststaande feiten

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.2 In 2010 is bij mevrouw F, de vriendin van klaagster, nierkanker geconstateerd. In verband met toename van klachten begin 2011 is contact opgenomen met haar medisch behandelaar in het D, oncologe G. Mevrouw F is vervolgens op 11 februari 2012 opgenomen in het D, waarbij zij een bloedtransfusie heeft ondergaan. Tijdens de opname is haar informatie aangereikt over de Matornib-studie: een onderzoek naar hormonale, metabole en bloedvaatwandveranderingen als neveneffecten van angiogenese remmers en epidermale groeifactor blokkers. Mevrouw F wilde niet aan dit onderzoek meedoen en heeft om die reden geen toestemmingsverklaring ingevuld.

2.3 In september 2011 was mevrouw F opnieuw in het D. In het overleg met oncologe in opleiding H heeft zij gemeld geen chemokuur te willen ondergaan. Daarop is besloten dat zij een keer per week een kuur zou krijgen met een voor nierkanker standaard medische behandeling met een angiogenese remmer en een EGFR-blokker, met welke behandeling mevrouw F heeft ingestemd. Aangezien mevrouw F zich echter na de kuur steeds zieker ging voelen is in overleg met de oncologe besloten hiermee te stoppen. Een paar maanden later is mevrouw F in een hospice overleden.

2.4 Verweerder is een van de hoofdonderzoekers van voornoemde Mabtornibstudie. Verweerder is op 23 maart 2010 eenmalig betrokken geweest bij de medische behandeling van mevrouw F. Nadien is er geen contact meer tussen hem en mevrouw F geweest.

2.5 Toen mevrouw F vanaf september 2011 de kuur onderging is er geen aanvullend onderzoek in het kader van de Matornibstudie bij haar verricht zoals extra bloed- en urineonderzoek en 24-uurs bloeddrukmetingen in de thuissituatie.

3. De klacht

De klacht bestaat - zakelijk weergegeven - uit drie onderdelen:

1. Mevrouw F heeft een kuur gekregen die verband hield met het Matornibonderzoek, terwijl zij voor dat onderzoek geen toestemming had gegeven.

2. Bij de kuur zijn mevrouw F cytostatica toegediend, terwijl zij juist had aangegeven geen chemokuur te willen.

3. Klaagster heeft, nu zij niet wist dat het om cytostatica ging, geen beschermende kleding gedragen terwijl zij dat als mantelzorgster wel had moeten doen.

4. Verweer

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

Het verweer komt er in essentie op neer dat verweerder niet de medisch behandelaar van mevrouw F was, mevrouw F niet betrokken is in het Matornib-onderzoek en dat de aan haar toegediende kuur met angiongenese remmers en EGFR-blokkers niet tot de cytostatica behoren.

5. Beoordeling van de klacht

Ten aanzien van klachtonderdeel 1

5.1 Vast staat dat mevrouw F vanaf september 2011 in het kader van haar medische behandeling een kuur heeft ondergaan met angiogenese remmers en EGFR-blokkers. Deze behandeling is ingezet na overleg met haar toenmalige medische behandelaar, oncologe in opleiding Nuver. Mevrouw F heeft ingestemd met deze vorm van medische behandeling.

5.2 Verweerder is in de periode waar de klachten betrekking op hebben - de periode waarin mevrouw F de kuur onderging - op geen enkele wijze betrokken geweest bij haar medische behandeling. Klaagster heeft ter zitting ook erkend dat zij hem nimmer in dat kader heeft gezien. Dat mevrouw F lichamelijke klachten heeft ondervonden in verband met het ondergaan van haar kuur die zij in overleg met haar medisch behandelaar had afgesproken, kan verweerder dan ook niet worden tegengeworpen.

5.3 Tussen partijen is niet in geschil dat mevrouw F niet aan het Matornib-onderzoek wenste mee te werken. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat dit onderzoek om die reden ook niet heeft plaatsgehad. Klaagster heeft ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek op dit punt ook verklaard dat de onderzoeksactiviteiten in het kader van de Matornibstudie zoals aanvullend bloed- en urineonderzoek en uitvoerige bloeddrukmetingen, ook in de thuissituatie, bij haar vriendin nimmer hebben plaatsgehad.

Het College heeft op grond van het voorgaande geen aanknopingspunten voor het oordeel dat mevrouw F door verweerder betrokken is bij het Matornib-onderzoek en aan het ontbreken van haar toestemming daarvoor voorbij is gegaan.

Verweerder valt op dit punt derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Het College zal dit klachtonderdeel als kennelijk ongegrond afwijzen.

Ten aanzien van klachtonderdelen 2 en 3

5.4 Nu vast staat dat verweerder in de periode waarop de klachten betrekking hebben niet bij de medische behandeling van mevrouw F betrokken was, kan hem met in dat kader door andere artsen genomen beslissingen - zoals de beslissing om mevrouw F voor haar nierkanker een kuur te laten ondergaan en de eventuele gevolgen daarvan - geen verwijt worden gemaakt.

Gelet hierop dient klaagster niet-ontvankelijk te worden verklaard in deze klachtonderdelen.

5.5 Het College overweegt - mede ter geruststelling van klaagster - nog ten overvloede dat angiogenese remmers en EGFR-blokkers - anders dan klaagster heeft gesteld - niet tot de cytostatica behoren. Klaagster heeft ook nagelaten haar stelling op dit punt door middel van een medisch artikel of anderszins te onderbouwen.

Nu gelet op het voorgaande aan mevrouw F geen cytostatica zijn toegediend, was er voor klaagster als mantelzorgster geen aanleiding om beschermende kleding te dragen.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart klachtonderdeel 1 kennelijk ongegrond en wijst deze af.

Verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 2 en 3.

Aldus gegeven door:

mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,

drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige,

dr. J.Q.P.J. Claessen, lid-geneeskundige,

dr. C. Halma, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mw. mr. J. Visser, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2013 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van mevrouw mr. H.D. de Groot, secretaris.

De secretaris:                                                  De voorzitter: