ECLI:NL:TGZREIN:2013:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12142

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:6
Datum uitspraak: 15-07-2013
Datum publicatie: 15-07-2013
Zaaknummer(s): 12142
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, arts, dat hij zich als bedrijfsarts heeft uitgegeven zonder dat te zijn, dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door zonder toestemming medische gegevens over klager aan de werkgever te verschaffen, en dat klager lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen door klager werkzaamheden te laten verrichten tegen het advies van de deskundige. Klacht deels ongegrond. Waarschuwing met publicatie van de maatregel.

Uitspraak: 15 juli 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 augustus 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mevrouw C te B

tegen:

D

arts

werkzaam te E

wonende te E

verweerder

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 5 juni 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is sinds februari 2011 als arts werkzaam voor X BV te B. Klager is bij X BV werkzaam als productiemedewerker. Klager heeft zich op 17 oktober 2010 ziek gemeld bij zijn werkgever. De toenmalige voor X BV werkzame arts heeft klager op 23 december 2010 weer belastbaar geacht voor werkzaamheden. Klager heeft zich voor een deskundigenoordeel gewend tot het UWV. Op 22 februari 2011 werd bij deskundigenoordeel bepaald dat klager op 23 december 2010 niet in staat was werkzaamheden te verrichten op de frees- en zaagafdeling.

Inmiddels had klager zich op 9 februari 2011 gemeld bij verweerder. Afgesproken werd dat de uitslag van het deskundigenoordeel zou worden afgewacht. Op 3 maart besprak verweerder het deskundigenoordeel met klager. Vastgesteld was dat het om het fenomeen van Raynaud ging. Op 7 en 20 april heeft verweerder klager wederom gesproken. Bezien werd of klager op de “snijstraat” zou kunnen werken. Er was toen nog geen plan van aanpak opgesteld. Op 5 mei 2011 is klager opnieuw bij verweerder geweest en is besproken of contact zou worden opgenomen met een hoogleraar vaatchirurgie. Tevens is afgesproken dat verweerder contact op zou nemen met de therapeut van klager.

Op 12 mei 2011 heeft verweerder contact gehad met de therapeut van klager. Op 20 mei 2011 werd klager formeel belastbaar geacht voor aangepaste werkzaamheden op de “snijstraat”. De re-integratie is daarop begonnen. Op 20 juli 2011 liet klager aan verweerder weten dat hij volledig aan het werk was op basis van aangepast werk en een zekere mate van boventalligheid. Op 18 augustus 2011 was klager inmiddels wederom ziek gemeld. Klager heeft daarop wederom diverse afspraken gehad met verweerder. Op 13 oktober 2011 heeft verweerder met klager een brief besproken die verweerder had ontvangen van Mondriaan over middelengebruik.

Op 27 oktober 2011 heeft verweerder klager geadviseerd om zich zoveel mogelijk te richten op werk bij een andere werkgever. Daarna is nog regelmatig spreekuurcontact geweest met klager.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder kort samengevat dat hij zich als bedrijfsarts heeft uitgegeven terwijl hij geen bedrijfsarts is; dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door medische gegevens over klager aan de werkgever te verschaffen, waarvoor nooit toestemming is gegeven, en dat klager lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen door klager werkzaamheden te laten verrichten tegen het advies van de deskundige. In februari 2011 was al bekend dat klager leed aan Raynaud.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder bestrijdt allereerst de stelling van klager dat hij klager werkzaamheden heeft laten verrichten tegen het advies van de deskundige in. Verweerder heeft het advies van de deskundige gevolgd toen bleek dat klager zijn werkzaamheden niet kon uitvoeren. Verweerder heeft daarop wel onderzocht of klager aangepaste werkzaamheden kon verrichten. Dit zou kunnen in de “snijstraat”, waar ook in de winter de temperatuur boven de 20 graden C ligt. Klager is begonnen toen klager het daar zelf, evenals zijn therapeut, mee eens was.

Voorts bestrijdt verweerder de stelling van klager dat hij zijn beroepsgeheim zou hebben geschonden. De rapportages aan de werkgever bevatten volgens verweerder alleen die gegevens die noodzakelijk zijn in verband met werk, beperkingen en mogelijkheden tot re-integratie, terwijl over bijzonder informatie tevoren met klager is overlegd (m.b.t. het middelengebruik). De rapportages zijn wel degelijk door verweerder opgesteld, niet door P&O zoals klager stelt.

Betreffende het gebruik van de benaming bedrijfsarts heeft verweerder aangegeven dat hij aan klager heeft uitgelegd dat hij sociaal geneeskundige is, arts voor maatschappij en gezondheid, een subspecialisatie verwant aan de specialisatie arts voor arbeid en gezondheid.

5. De overwegingen van het college

Aangaande het eerste klachtonderdeel, inhoudende dat verweerder ten onrechte de benaming bedrijfsarts gebruikt, is het college van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard. Uit het BIG-register blijkt dat verweerder als arts staat geregistreerd, met als specialisme maatschappij en gezondheid, een specialisatie vallend onder de sociale geneeskunde, zoals verweerder ook in zijn verweer heeft aangegeven. Gesteld noch anderszins is aangetoond dat verweerder zich tegenover klager ooit als bedrijfsarts heeft voorgesteld, terwijl ook uit de correspondentie niet blijkt dat de aanduiding bedrijfsarts is gebruikt. Voor zover verweerder ooit in het algemeen als bedrijfsarts is aangewezen, of benoemd is, is ter zitting gebleken dat verweerder er zeer alert op is dat die aanduiding niet voor hem wordt gebruikt.

Betreffende het tweede klachtonderdeel, dat klager lichamelijk en psychisch letsel heeft geleden door klager werkzaamheden te laten verrichten tegen het advies van de (behandelend) deskundige, oordeelt het college als volgt. Klager heeft zich voor de eerste maal bij verweerder gemeld op 9 februari 2011. Op 22 februari 2011 heeft de deskundige van het UWV geoordeeld dat klager niet geschikt was tot het verrichten van zijn eigen werkzaamheden. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat in deze periode tot het uitbrengen van het oordeel van de deskundige, de status quo is gehandhaafd en klager geen werkzaamheden heeft verricht. Dit is door klager ook niet weersproken. Eerst op 20 mei 2011 is klager geschikt geacht voor het verrichten van aangepaste werkzaamheden, waarna klager op 20 juli 2011 volledig aan het werk was op basis van aangepast werk en een zekere mate van boventalligheid. Uit de stukken blijkt voorts dat verweerder de beperkingen van klager duidelijk heeft aangegeven aan de werkgever. De werkgever is bovendien verplicht werk te zoeken dat voor klager geschikt is. Daarbij is uitgekomen op de snijstraat. Uit deze feiten en omstandigheden kan het college enkel vaststellen dat verweerder op een zorgvuldige wijze klager heeft begeleid naar het hervatten van werkzaamheden bij de eigen werkgever, zij het op een andere afdeling. Dat klager op enig moment weer is uitgevallen door ziekte betekent niet dat de manier waarop verweerder klager heeft begeleid, onzorgvuldig is geweest. Van enig onzorgvuldig handelen van verweerder is het college in dezen niet gebleken, zodat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.

Met betrekking tot klachtonderdeel 3, inhoudende dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden, komt het college tot het volgende oordeel. Vooropgesteld wordt dat uit de door klager gegeven toelichting moet worden opgemaakt dat met de klacht omtrent het medisch dossier wordt bedoeld de door verweerder aan de werkgever verzonden spreekuurverslagen. Het college stelt vast dat deze spreekuurverslagen een korte mededeling dienen te zijn inhoudende de conclusies ten aanzien van de arbeids(on)geschiktheid en adviezen daaromtrent. De verslagen zoals verweerder deze naar de werkgever heeft verzonden zijn zeer uitgebreid en bevatten veel (te veel) informatie op medisch gebied. Zo staat er een diagnose in het spreekuurverslag en wordt melding gemaakt van psychologische begeleiding van klager. Dit zijn gegevens die niet vermeld behoren te worden in het spreekuurverslag voor de werkgever. Bovendien kan uit de verslagen niet worden opgemaakt dat verweerder consequent om toestemming heeft gevraagd de medische informatie aan werkgever mede te delen, of dat klager daarop steeds instemmend heeft geantwoord. Het college wijst als voorbeeld op het verslag van 13 oktober 2011 waar opgemerkt wordt dat een brief van Mondriaan binnen is gekomen, zonder dat uit het verslag blijkt dat klager toestemming heeft gegeven tot het noemen van deze informatie aan de werkgever. Nu een spreekuurverslag de werkgever slechts handvatten dient te bieden om een werknemer te (her)plaatsen in de eigen of aangepaste arbeid, waarvoor niet nodig is dat de werkgever op de hoogte is van de medische toestand van werknemer, is het college van oordeel dat verweerder, door verslag te doen als is gedaan bij klager, terwijl tevens hij verzuimd heeft om daarvoor steeds uitdrukkelijk toestemming te vragen, verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die verweerder in zijn hoedanigheid van sociaal geneeskundige behoort te betrachten. Dit klachtonderdeel wordt gegrond geacht. Het college acht de maatregel van waarschuwing passend. Om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepaalt het college dat deze beslissing zal worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gegrond voor zover het klachtonderdeel 3 betreft;

-         verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

-         legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-         bepaalt dat om redenen, aan het algemeen belang ontleend, de beslissing, zodra zij onherroepelijk is geworden, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus beslist door mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, als lid-jurist, C.M.F. van Roessel,

H.C.Th. Maassen en J.C.F. Schellekens als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2013 in aanwezigheid van de secretaris.