ECLI:NL:TGZREIN:2013:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12221

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:5
Datum uitspraak: 15-07-2013
Datum publicatie: 15-07-2013
Zaaknummer(s): 12221
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster, bedrijfsarts, dat zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door mededelingen te doen aan de werkgever van klager zonder zijn toestemming en door zich niet te beroepen op haar verschoningsrecht. Klacht gegrond. Waarschuwing.  

Uitspraak: 15 juli 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 december 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

bedrijfsarts

werkzaam te B

wonende te D

verweerster

gemachtigde mr. D.W.M. Weesie te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de pleitnotitie overgelegd door klager

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 5 juni 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager was in 2012 in dienst van bedrijf H, verweerster was bedrijfsarts bij bedrijf H. Op 21 augustus 2012 heeft klager een uitgebreid spreekuurconsult gehad bij verweerster. Ter sprake is gekomen dat verweerster informatie wilde opvragen van de curatieve sector. Aanvankelijk heeft klager daar toestemming voor gegeven, doch die toestemming weer ingetrokken met de mededeling dat hij zelf die informatie zou verzorgen. Hij heeft toen de inmiddels opgemaakte toestemmingsformulieren van de tafel gepakt, alsmede enige onderliggende, niet op hem betrekking hebbende papieren, waarna hij terstond het spreekuur heeft verlaten, het was toen ongeveer 16.45 uur.

Verweerster is hem achterna gelopen, maar kon hem niet meer treffen. Ze heeft klager gebeld, maar kreeg geen contact omdat klager zijn telefoon niet aan had staan. Ze heeft zijn voice mail ingesproken. Verweerster heeft daarop met mevrouw N van personeelszaken gebeld met de mededeling dat klager boos was geworden en, niet met opzet, papieren van derden had meegenomen. Klager heeft nadat hij thuis was gekomen contact met verweerster opgenomen. Hij heeft met haar afgesproken de papieren direct terug te brengen. Omstreeks 18.00 uur was verweerster weer in het bezit van de papieren.

Op verzoek van de personeelsadviseur van H heeft verweerster een e-mailverslag van het gebeuren opgesteld en dit aan die adviseur toegezonden. Deze mail luidt:

“Op basis van hetgeen ik besproken heb met dhr. [klager] op het uitgebreide spreekuur van afgelopen dinsdag 21 juli ben ik tot een advies gekomen. Dit advies heb ik besproken met betrokkene en voor hem uitgeprint. Op dat moment reageerde betrokkene woest door op te staan en al. Hij was echter al weg mijn brieven en formulieren van mijn bureau te grissen. Ik deinsde achteruit omdat ik enorm schrok van zijn uitbarsting (…).

Ik voelde mij niet bedreigd maar was wel geschrokken van zijn woede en het feit dat hij zo maar dingen weggrist. Ik kan me voorstellen dat je het ergens niet mee eens bent, dat vervelend is, maar het is geen reden om zo te reageren. Ik ga ervan uit dat het geen opzet was. Toen hij me de stukken bracht heeft hij zijn excuus gemaakt. (…)”

Naar aanleiding van het gebeuren heeft bedrijf H aan klager een disciplinaire maatregel opgelegd. Klager is daartegen in beroep gekomen. De behandelende adviescommissie heeft op 31 oktober 2012 een advies doen uitgaan. Verweerster is door de behandelende commissie over het gebeuren telefonisch gehoord. Zij heeft onder meer verklaard, aldus het advies, dat zij zich nimmer onveilig heeft gevoeld, maar dat zij vindt dat het gedrag van klager over de grens was; dat zij ervan overtuigd was dat klager de papieren niet met opzet heeft meegenomen; dat zij het gehele incident niet klachtwaardig vond.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt aan verweerster het volgende.

Verweerster heeft haar geheimhoudingsplicht geschonden door mededelingen te doen aan bedrijf H zonder toestemming van klager.

Toen haar gevraagd werd mededelingen te doen, had zij dat moeten weigeren (zich moeten beroepen op haar verschoningsrecht).

Op 21 augustus 2012 had verweerster al niet naar de personeelsadviseur moeten gaan zonder toestemming van klager.

Op 25 augustus 2012 heeft verweerster zonder toestemming van klager een schriftelijk verslag over het gebeuren op het spreekuur naar de personeelsadviseur gestuurd.

Op 12 oktober 2012 is verweerster geïnterviewd door de Centrale Adviescommissie Individueeel Klachtrecht van bedrijf H over het bezoek van klager aan het spreekuur op 21 augustus 2012. Voor de gedane mededelingen – te lezen in de schriftelijke mededeling van de commissie van 31 oktober 2012 – heeft klager geen toestemming gegeven.

Klager heeft bij het verlaten van het spreekuur van 21 augustus 2012 zijn papieren van de tafel van verweerster opgepakt. Hij wilde niet meer dat verweerster gegevens aan de curatieve sector zou opvragen. Hij wilde dat zelf doen. Hij heeft zich daarbij niet woest of onheus gedragen. Hij heeft per ongeluk onderliggende papieren meegenomen. Hij is met de auto naar huis gegaan. Tijdens de autorit stond zijn telefoon uit. Thuis aangekomen om 17. 27 uur zag hij dat verweerster had gebeld. Hij heeft terstond teruggebeld. Toen kwam hij te weten dat hij drie a-viertjes van anderen had meegenomen. Hij heeft zijn excuses aangeboden. Verweerster liet weten dat het haar duidelijk was dat klager de papieren niet opzettelijk had meegenomen. Afgesproken is dat hij de papieren terstond zou terugbrengen bij het bedrijf H en daar aan verweerster ter hand zou stellen. Dit is gebeurd. Klager heeft zijn verontschuldigingen aangeboden. Verweerster heeft toen gesteld dat het ook voor haar duidelijk was dat dit per ongeluk was gebeurd. Verweerster was ervan op de hoogte dat klager binnen het bedrijf H werd gepest en daardoor in een moeilijke positie verkeerde. In plaats van klager te beschermen heeft verweerder klager verder in de problemen gebracht. De e-mail van 25 augustus 2012 is aangegrepen om klager een disciplinaire maatregel op te leggen.

4. Het standpunt van verweerster

Op het spreekuur van 21 augustus 2012 had verweerster toestemming gevraagd en verkregen van klager om nadere informatie bij de curatieve sector te vragen, toen klager ineens boos werd en de toestemming introk door de toestemmingsformulieren van de tafel te trekken. Verweerster kon toen niet meer beschikken over inlichtingen van de curatieve sector. Klager heeft – weliswaar niet bewust en zonder opzet – ook papieren van derden van tafel gegrist. Verweerster was geschokt door het optreden van klager. Ze is klager achterna gegaan, maar die was al weg. Ze heeft hem gebeld, maar kreeg hem niet te pakken. Verweerster heeft toen iets moeten doen om de papieren terug te krijgen. Ze heeft de personeelsadviseur gebeld en gezegd dat klager boos was geworden, dat zij zich onheus bejegend voelde en dat haar toestemming werd onthouden informatie bij de curatieve sector te vragen.

Toen verweerster onderweg op vakantie was heeft de personeelsadviseur haar gebeld en gevraagd het voorgevallene op papier te zetten. Verweerster heeft gevraagd waarom dat moest. Ze heeft op 25 augustus de hierboven onder 2. vermelde e-mail gestuurd.

Aan de klachtencommissie heeft verweerster niets anders over het incident meegedeeld dan zij eerder reeds mondeling en schriftelijk had gedaan.

5. De overwegingen van het college

De klachtonderdelen komen erop neer dat verweerster op 21 augustus 2012, 25 augustus 2012 en bij het verstrekken van inlichtingen aan de adviescommissie haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door mededelingen te doen over het verloop van het spreekuur op 21 augustus 2012. De lezingen van partijen over de gang van zaken verschillen, maar het college acht aannemelijk geworden uit het gedrag van verweerster – de telefonische mededeling op 21 augustus 2012 en het opstellen van e-mail van 25 augustus 2012 – dat klager in boze stemming de papieren van het bureau van verweerster heeft weggepakt. Niet is komen vast te staan dat de situatie zodanig ernstig was dat van een bedrijfsarts niet meer kon worden verwacht daarmee om te gaan.

Niet onbegrijpelijk is dat verweerster, toen zij bemerkte dat papieren van derden waren meegenomen, contact met iemand binnen het bedrijf H heeft gezocht. Ze diende immers de papieren zo snel mogelijk weer terug te krijgen en klager was op dat moment niet bereikbaar.

Hierbij staat echter wel voorop dat het verloop van het spreekuur in de vertrouwelijkheid tussen verweerster en klager plaatsvond en dat verweerster geen gegevens daarover naar buiten mocht brengen die andere zaken betroffen dan die welke direct gerelateerd waren aan de arbeids(on)geschiktheid van klager.

Door in het telefoongesprek van 21 augustus mededeling te doen over het gedrag van klager, heeft verweerster méér naar buiten gebracht dan voor haar taak bij bedrijf H noodzakelijk was. De mededeling tijdens het telefoongesprek dat klager zijn toestemming om de curatieve sector te raadplegen had ingetrokken was niet van belang voor het terughalen van de papieren. De klacht is in zoverre gegrond.

Verweerster had zich ook dienen te onthouden van de mededeling per e-mail op 25 augustus 2012. Ook hier betrof het mededelingen over het gedrag van klager die buiten de directe arbeids(on)geschiktheid van klager stonden en die verweerster geenszins verplicht was te doen. Hetzelfde heeft te gelden voor de mededeling aan de adviescommissie. Ook deze onderdelen van de klacht zijn gegrond. Ten aanzien dit laatste onderdeel merkt het college overigens op dat verweerster aan de adviescommissie niet meer heeft meegedeeld dan al in de e-mail van 25 augustus 2012 stond en dat zij duidelijk heeft aangegeven dat zij het meenemen van de papieren niet aan opzet weet.

Met betrekking tot de op te leggen maatregel laat het college meewegen dat te voorzien was dat de e-mail van 25 augustus 2012 afbreuk kon doen aan de toch al kwetsbare positie van klager. Het college acht een waarschuwing een gepaste maatregel.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gegrond;

-         legt verweerster de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van der Berg Jeths-van Meerwijk, als lid-jurist, C.M.F. van Roessel,

H.C.Th. Maassen en J.C.F. Schellekens als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2013 in aanwezigheid van de secretaris.