ECLI:NL:TGZREIN:2013:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1346b

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:41
Datum uitspraak: 13-11-2013
Datum publicatie: 15-11-2013
Zaaknummer(s): 1346b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de huisarts dat hij zich niet heeft ingelezen voorafgaand aan het consult van zijn zoontje en dat hij klager en zijn vrouw tijdens het consult onheus heeft bejegend en onfatsoenlijk te woord heeft gestaan. Verweerder heeft weliswaar niet juist gehandeld, maar alles in aanmerking genomen, mede gelet op de meermalen aangeboden excuses, is de verwijtbaarheid niet zodanig dat een tuchtrechtelijke correctie op zijn plaats is. Uiteenlopende lezingen met betrekking tot het inlezen. Ongegrond.

Uitspraak: 13 november 2013

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 5 maart 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop;

-         het verweerschrift;

-         de repliek;

-         de dupliek;

-         de pleitnotitie overgelegd door verweerder.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 30 september 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

De echtgenote van klager heeft zich voor het eerst op 13 april 2012 in de huisartsenpraktijk van verweerder bij een collega-huisarts gemeld met hun zoontje van één maand oud, dat veel huilde. Omdat het zoontje ook diarree gekregen had en zij bang waren dat hij zou uitdrogen, hebben klager en diens echtgenote geprobeerd een doorverwijzing naar de kinderarts te krijgen. Omdat de collega-huisarts geen doorverwijzing naar de kinderarts gaf, heeft de echtgenote van klager op 15 mei 2012 een consult bij verweerder gehad. Tijdens dit consult hebben klager en diens echtgenote hun zorgen bij verweerder geuit en hem gevraagd om een verwijzing naar de kinderarts. Aan het einde van het consult, nadat verweerder het zoontje heeft onderzocht, heeft verweerder hen doorverwezen naar de kinderarts.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager en diens echtgenote voelden zich niet serieus genomen toen zij met hun pasgeboren zoontje bij verweerder in de praktijk op consult kwamen. Klager gaf aan dat hij en zijn echtgenote zich zorgen maken om het huilen, spugen en de diarree van zijn zoontje. Verweerder vroeg boos waarom ze een doorverwijzing wilden. Hij werd hierbij kwaad, schreeuwde naar de echtgenote en stak zijn handen omhoog. Klager verwijt verweerder dat hij en zijn echtgenote tijdens deze afspraak door verweerder gekleineerd zijn en dat hij zich jegens hen onfatsoenlijk heeft opgesteld. Bovendien verwijt klager verweerder dat hij zich niet in het dossier heeft ingelezen: verweerder moest de benodigde informatie op internet opzoeken.

4. Het standpunt van verweerder

Toen klager en zijn echtgenote met hun zoontje bij verweerder kwamen, was verweerder geïrriteerd omdat hij de derde/vierde arts was die geconsulteerd werd. De echtgenote van klager kwam geagiteerd binnen, wilde niet gaan zitten, maar vroeg/eiste direct een doorverwijzing. Verweerder voelde zich onheus bejegend door de echtgenote van klaagster. Hij heeft niet geschreeuwd, maar geeft toe dat hij een harde stem heeft en dat hij bij het spreken vaak gesticuleert. Verweerder heeft zijn excuses aangeboden voor zijn houding.

Verweerder ontkent zich niet te hebben ingelezen. Hij wilde uit zorgvuldigheid iets op internet opzoeken, maar is hiermee gestopt zodra hij merkte dat de echtgenote van klaagster hier niet van gediend was. Hierna heeft verweerder het zoontje doorverwezen naar de kinderarts.

5. De overwegingen van het college

Ter zitting heeft verweerder erkend dat zijn houding in de spreekkamer niet naar behoren was, omdat hij geïrriteerd was. Verweerder heeft tijdens het consult direct zijn excuses aangeboden, tijdens de procedure per brief een uitnodiging voor een gesprek geïnitieerd en bovendien ter zitting nogmaals zijn excuses aangeboden. Het college is van oordeel dat verweerder weliswaar niet juist heeft gehandeld, maar alles in aanmerking genomen, mede gelet op de meermalen aangeboden excuses, is de verwijtbaarheid niet zodanig dat een tuchtrechtelijke correctie op zijn plaats is.

Met betrekking tot het niet ingelezen zijn in het dossier is het college van oordeel dat de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen. Nu niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. I.E.M. Sutorius als lid-jurist,

C.S.L.M. Stuurman, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en H.J. Weltevrede als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2013 in aanwezigheid van de secretaris.