ECLI:NL:TGDKG:2020:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/667162 / DW RK 19/272

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:2
Datum uitspraak: 07-01-2020
Datum publicatie: 07-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/667162 / DW RK 19/272
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht niet heeft uitgevoerd en het betaalde voorschot niet wil terug betalen. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 januari 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/667162 / DW RK 19/272 ED/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 29 mei 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft op

9 juli 2019 telefonisch medegedeeld geen schriftelijk verweer te voeren maar de klacht mondeling ter zitting te willen toelichten. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 november 2019 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 januari 2020.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-     Klager heeft de gerechtsdeurwaarder op 3 april 2019 benaderd met het verzoek om tot ontruiming over te gaan op grond van een op 21 januari 2019 gewezen vonnis. De (toenmalige) advocaat van klager heeft de gerechtsdeurwaarder op

3 april 2019 de daartoe relevante stukken toegezonden.

-     Op 4 april 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht aan de (toenmalige)

advocaat van klager bevestigd en verzocht om betaling van een voorschot.

-     Op 10 april 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder zich in aanwezigheid van klager begeven naar het betreffende te ontruimen pand.

-     Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder een deurwaardersrenvooi ex artikel 438 lid 4 Rv aanhangig gemaakt en is de voorgenomen ontruiming geschorst.

3. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat hij de gerechtsdeurwaarder een opdracht heeft gegeven welke hij heeft aangenomen, maar niet heeft uitgevoerd. Het door klager betaalde bedrag aan voorschot ad € 3.000,- weigert de gerechtsdeurwaarder terug te betalen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Een deurwaardersrenvooi kan worden gezien als de tegenhanger van de ministerieplicht die de gerechtsdeurwaarder verplicht een aan hem verstrekte opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling uit te voeren. Indien de gerechtsdeurwaarder bij de uitvoering van die ministerieplicht op een bezwaar stuit dat een onverwijlde voorziening nodig maakt, of indien er bij hem twijfels rijzen over de rechtmatigheid van de gegeven (executie)opdracht, kan door hem een deurwaardersrenvooi aanhangig worden gemaakt. Het betreft hier een door de wetgever aan de gerechtsdeurwaarder gegeven zelfstandig recht om zich tot de voorzieningenrechter te wenden. De wetgever heeft het antwoord op de vraag of een dergelijke procedure aanhangig moet worden gemaakt geheel aan de gerechtsdeurwaarder overgelaten. Het betreft hier een bevoegdheid waarbij de gerechtsdeurwaarder, indien hij nodeloos van deze bevoegdheid gebruik maakt, persoonlijk in de kosten kan worden veroordeeld (MvT Inv., Parl. Gesch. Wijziging Rv e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 98). Daaruit volgt reeds dat niet lichtvaardig tot het uitoefenen van deze bevoegdheid kan worden overgegaan.

5.3 Uit het voorgaande volgt dat het aan de gerechtsdeurwaarder zelf is om te bepalen of hij een deurwaardersrenvooi aanhangig maakt en hoe hij zijn verzoekschrift inricht. Hoewel een goed gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan het een deurwaardersrenvooi veelal overleg met zijn opdrachtgever heeft, heeft hij voor het voeren van een dergelijke procedure geen instemming van zijn opdrachtgever nodig. De gerechtsdeurwaarder kan deze bevoegdheid ook tegen de wil van de opdrachtgever uitoefenen. Zijn eigen oordeel over de noodzaak voor het voeren van een dergelijke procedure is doorslaggevend.

5.4 In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder ter plaatse van de ontruiming vernomen dat er een executiegeschil zou worden opgestart. Omdat klager de ontruiming toch door wilde laten gaan, nu de dagvaarding weliswaar was opgemaakt, maar nog niet was betekend, heeft de gerechtsdeurwaarder er voor gekozen een deurwaardersrenvooi aanhangig te maken. Diezelfde dag heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam de executie van het vonnis van 21 januari 2019 geschorst totdat is beslist in het executie-kortgeding. Vervolgens is het vonnis van 21 januari 2019 vernietigd. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder, gelet op voorgaande, niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de kosten van de (vergeefse) ontruiming, alsmede de kosten van het deurwaardersrenvooi, bij zijn opdrachtgever in rekening te brengen. Uit de door de gerechtsdeurwaarder ter zitting overgelegde nota van 28 mei 2019 blijkt dat hij deze kosten ad € 3.000,- heeft verrekend met het door klager betaalde voorschot ad € 3.000,-. Niet betwist is dat de gerechtsdeurwaarder de nota van 28 mei 2019 naar de opdrachtgever heeft verzonden, te weten de (toenmalige) advocaat van klager. Dat klager niet op de hoogte is gebracht van de nota, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Voor zover klager de hoogte van de kosten betwist, is dit niet nader onderbouwd. Bovendien komen de in rekening gebrachte kosten de kamer niet onredelijk voor.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. D. Bode en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.