ECLI:NL:TGDKG:2019:81 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/654082 DW RK 18/490

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:81
Datum uitspraak: 23-04-2019
Datum publicatie: 07-06-2019
Zaaknummer(s): C/13/654082 DW RK 18/490
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet Executiegeschil, tuchtrechter niet bevoegd. Onbehoorlijk gedrag niet nader gespecificeerd nieuwe klachten kunnen niet in de verzetfase worden behandeld.

Beslissing van 23 april 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 augustus 2018 met zaaknummer C/13/632605 / DW RK 17/733 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/654082 / DW RK 18/490 LvB/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

gemachtigde: [..],

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te Leiden,

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 juli 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 augustus 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 28 augustus 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 9 september 2018, heeft de gemachtigde van klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Op 6 maart 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op het verzet en meegedeeld niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019 alwaar de gemachtigde van klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 april 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

-        De gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met de executie van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel (de notariële hypotheekakte d.d. 17 december 2007)

-        Bij exploot van 8 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de titel aan klager betekend.

-        Bij exploot van 14 juni 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder loonbeslag gelegd ten laste van klager.

-        Bij brief van 29 juni 2017 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de vordering en de beslaglegging door de gerechtsdeurwaarder.

-        Bij brief van 3 juli 2017 heeft de gemachtigde van klager (eveneens) bezwaar gemaakt tegen de incasso-opdracht en het gelegde loonbeslag.

-        Bij brief van 5 juli 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de brief van de gemachtigde van klager.

-        Bij brief van 6 juli 2017 heeft de gemachtigde van klager opnieuw bezwaar gemaakt tegen de incasso-opdracht bij de gerechtsdeurwaarder.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij ten onrechte loonbeslag heeft gelegd, aangezien de gerechtsdeurwaarder niet beschikte over een vonnis of een exploot. Klager heeft geen enkel document hieromtrent ontvangen. Bij navraag bij de ABN Amro bank blijkt dat klager en zijn ex-vrouw geen schuld bij deze bank hebben. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder zich onbehoorlijk gedragen tegenover klager.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Ingevolge artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders (waaronder mede worden begrepen waarnemend-, toegevoegd- en kandidaat-gerechtsdeurwaarders). Klachten tegen een gerechts­deur­waar­ders­kantoor worden daarbij geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarders, die voor dit kantoor c.q. de medewerkers verantwoordelijk zijn. Nu de verweer voerende gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de kamer de klacht als tegen hem gericht kan beschouwen, omdat de ambtshandelingen waarop de klacht betrekking heeft door hem zijn uitgevoerd, zal hij als beklaagde worden aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beslissing al rekening gehouden. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Op grond van het hiervoor genoemde artikel kan de klacht tegen [..], zoals klager verlangt, niet ter beoordeling aan deze kamer worden voorgelegd. (Medewerkers van) incassobureaus vallen niet onder de lijst van personen die aan het tuchtrecht onderworpen zijn. Klachten ten aanzien van het handelen en/of nalaten van [..] zullen in deze beslissing dan ook niet worden meegenomen.

4.3 De executie heeft plaatsgevonden op grond van een notariële hypotheek akte tevens houdende akte van geldlening. Een hypotheekakte is een zogenaamde authentieke akte. Deze akte vormt een executoriale titel in de zin van artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Deze akte kan derhalve, indien de verplichtingen niet worden nagekomen, zonder rechterlijke tussenkomst (lees: vonnis) door de schuldeiser ten uitvoer worden gelegd met behulp van wettelijke dwangmiddelen, waaronder het leggen van loonbeslag. Het leggen van (loon)beslag via de gerechtsdeurwaarder is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm nu klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Als klager hier niet mee eens is geeft art. 438 Rv een algemene regeling met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie te worden voorgelegd aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg. Hetzelfde geldt voor de stelling van klager waarop kan worden opgemaakt dat klager feitelijk de vordering betwist. Ook voor dit geschil dient klager zich te wenden tot de gewone rechter, niet de tuchtrechter.

4.4 De gerechtsdeurwaarders heeft met het executeren van de executoriale titel gevolg gegeven aan de op hem rustende wettelijke ministerieplicht. Dit houdt in dat indien hem wordt verzocht ambtshandelingen te verrichten, waartoe hij bevoegd is, daarmee automatisch de verplichting ontstaat tot het verrichten van de ambtshandeling. Van enig tuchtrechtelijk klachtwaardig handelen, laat staan het ten onrechte leggen van beslag, is daarbij niet gebleken

4.5 De stelling van klager dat hij geen document van de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen kan de voorzitter niet volgen. Uit het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde (kopie) betekeningsexploot van 8 december 2014 blijkt in elk geval dat de notariële (hypotheek) akte d.d. 17 december 2007 aan klager is betekend. Een betekeningsexploot is een authentieke akte. Dat betekent dat de inhoud daarvan, zoals de vermelding op welke wijze deze is betekend (‘achtergelaten in een gesloten envelop’), behoudens tegenbewijs (dat niet is geleverd) voorshands vast staat. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake.

4.6  Nu klager op geen enkele manier heeft onderbouwd wat begrepen moet worden onder onbehoorlijk gedrag, kan op dat punt geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden vastgesteld.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

1. Er is sprake van een onrechtmatige vordering en executie. De gerechtsdeurwaarder was verplicht de executie op te schorten.

2. De gerechtsdeurwaarder heeft de kamer voor gerechtsdeurwaarders getracht te misleiden door een oude en niet meer geldende hypotheekakte te presenteren, terwijl die schuld afgelost was. Er was geen opdracht van de ABN Amro om te executeren.

3. Er is sprake van finale kwijting van de restschuld door ABN Amro en daarom is het gelegde beslag onrechtmatig. De gerechtsdeurwaarder heeft als verweer de oude hypotheekakte opgevoerd.

4. de gerechtsdeurwaarder heeft een onjuiste beslagvrije voet gehanteerd. Er zijn nog meer schuldeisers, reden waarom de beslagvrije voet hoger vastgesteld moet worden.

5. Door het leggen van het beslag zijn kosten gemaakt door de gerechtsdeurwaarder.

6. De gerechtsdeurwaarder heeft door verzuim, onjuiste informatieverstrekking aan de kamer voor gerechtsdeurwaarders en misbruik van procesrecht gemaakt.

De conclusie luidt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 25 van de Gerechtsdeurwaarderswet door loonbeslag te leggen terzake een niet bestaande vordering.

6. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder 2, 3, 4, 5 en 6.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en M.J.C. van Leeuwen, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.