ECLI:NL:TGDKG:2019:175 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/644974 DW/RK 18/141

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:175
Datum uitspraak: 23-08-2019
Datum publicatie: 07-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/644974 DW/RK 18/141
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dat klager E-Court niet erkent kan de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen, aangezien klager dit overeen is gekomen met de zorgverzekeraar. Toepassing van artikel 46 lid 3 Rv aangezien klager het exploot niet in ontvangst wilde nemen. Geen belangenverstrengeling. Dat klager tien jaar geleden de gerechtsdeurwaarder een opdracht heeft gegeven een vonnis te executeren en daarover niet tevreden was, leidt niet tot het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder nu geen vonnis zou mogen executeren jegens klager.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 augustus 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/644974 / DW RK 18/141 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te Utrecht,

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 13 maart 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mails van 16 maart 2018, 17 maart 2018, 20 maart 2018, 21 april 2018 en 27 april 2018. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 mei 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 juni 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 augustus 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

-        In augustus 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een vordering op klager in behandeling gekregen van haar opdrachtgever Zilveren Kruis.

-        Op 8 november 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een exploot van oproeping voor arbitrage aan klager betekend.

-        Op 5 januari 2018 is een arbitraal vonnis gewezen.

-        Op 15 januari 2018 is hierop door de voorzieningenrechter een verlof tot tenuitvoerlegging gegeven.

-        Op 1 februari 2018 is het arbitrale vonnis en het verlof aan klager betekend.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     hem lastig valt door hem (ambtelijke) stukken te sturen, terwijl klager de gerechtsdeurwaarder heeft laten weten dat hij E-Court niet erkent;

b)     zijn tuin heeft betreden, terwijl klager de gerechtsdeurwaarder heeft laten weten dat hij dit niet wilde;

c)     een zaak tegen hem heeft aangebracht, terwijl er sprake is van belangenverstrengeling. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft namelijk eerder al eens een opdracht van klager aangenomen;

d)     door haar toedoen klager op kosten heeft gejaagd, waarin klager moet worden gecompenseerd;

e)     slecht werk heeft verricht in een van de zaken die het kantoor van de gerechtsdeurwaarder had aangenomen. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder een arrest van 20 oktober 2009 alsnog ten uitvoer moet leggen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De in aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat het dossier van klager onder haar verantwoordelijkheid valt en zij ook een ambtshandeling heeft verricht. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Dat klager E-Court niet erkent, doet niet af aan het feit dat destijds tussen klager en Zilveren Kruis (middels de algemene voorwaarden) is overeengekomen dat zij de tussen hen opkomende kwesties ter beslechting aan E-court zouden voorleggen. De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van Zilveren Kruis de exploten betekend. Dit was een gevolg van wat tussen klager en Zilveren Kruis was overeengekomen. Dat klager – hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld – destijds niet tijdig kenbaar heeft gemaakt de kwestie liever aan de kantonrechter voor te leggen, kan niet op de gerechtsdeurwaarder worden afgewenteld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 46 lid 3 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan de gerechtsdeurwaarder het te betekenen exploot per post verzenden indien degene voor wie het exploot is bestemd weigert het afschrift in ontvangst te nemen. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. Dit blijkt uit het exploot van 1 februari 2018 waarin is opgenomen dat klager het afschrift weigerde in ontvangst te nemen en het niet wenselijk was het exploot in de brievenbus achter te laten. Hieruit blijkt dat de gerechtsdeurwaarder rekening heeft gehouden met klagers wens de tuin niet te betreden. Klachtwaardig gedrag van de gerechtsdeurwaarder is niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer dat het enkele feit dat de gerechtsdeurwaarder in het verleden (acht jaren terug) in opdracht van klager werkzaamheden heeft uitgevoerd en nu de situatie is ontstaan dat klager de schuldenaar is van wie de gerechtsdeurwaarder in opdracht betaling vordert,   onvoldoende is om belangenverstrengeling aan te nemen. Dit zou anders kunnen zijn als de gerechtsdeurwaarder zowel klager als Zilveren Kruis zou dienen, op hetzelfde moment. Niet is gesteld, noch is gebleken dat hiervan sprake is (geweest).

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer dat voor klagers aanspraak op een eventuele schadevergoeding in een tuchtprocedure als de onderhavige, geen ruimte is. Klager dient zich daarvoor te wenden tot de bevoegde rechter.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de kamer als volgt. In artikel 37 tweede lid van de Gerechtsdeurwaarderswet is opgenomen dat i ndien een klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht niet-ontvankelijk is. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

De klacht van klager richt zich tegen het handelingen/werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder tussen 2005 en 2009. Dit klachtonderdeel is dus ingediend terwijl een periode van meer dan drie jaar is verstreken. Het betreft evenmin gevolgen die pas na een periode van drie jaar bekend zijn geworden. Dit klachtonderdeel dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart klachtonderdelen a., b., c. en d. ongegrond;

-      verklaart klachtonderdeel e. niet ontvankelijk.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.