ECLI:NL:TGDKG:2019:146 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/647163 / DW RK 18/226

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:146
Datum uitspraak: 16-04-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/647163 / DW RK 18/226
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De voorzitter heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan eigen belang. De kamer verklaart het verzet gegrond en vernietigt de beslissing van de voorzitter omdat klaagster als werkgever van de debiteur voldoende eigen belang bij de klacht heeft. De klacht wordt in al haar onderdelen ongegrond verklaard omdat het niet aan de werkgeefster is allerlei eisen te stellen voordat aan haar wettelijke informatieplicht wordt voldaan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 april 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 april 2018 met zaaknummer C/13/629526 / DW RK 17/552 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/647163 / DW RK 18/226 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

voorheen gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 26 mei 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlage ingekomen op 16 juni 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 24 april 2018 heeft de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaart. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 30 april 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 maart 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Klaagster heeft bij e-mail van heden medegedeeld zij door onverwachte omstandigheden niet bij de zitting aanwezig kan zijn. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft een pleitnota met producties overgelegd. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 april 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a)     Bij vonnis van 28 september 2016 is onder meer een bij klaagster werkzame medewerker veroordeeld tot betaling van een geldsom en in de kosten van de procedure veroordeeld.

b)     Bij brief van 23 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder bij klaagster een verzoek gedaan als bedoeld in artikel 475g Rv.

c)     Klaagster heeft daarop bij brief van 28 februari 2017 om toezending van acht gegevens verzocht.

d)     Bij brief van 3 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn verzoek ex artikel 475g Rv onder toezending van het vonnis herhaald.

e)     Bij brief van 15 maart 2017 heeft klaagster haar verzoek om informatie herhaald en beperkt tot drie punten.

f)      Bij exploot van 27 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van de werknemer beslag gelegd onder klaagster.

g)     Bij exploot van 4 april 2017 is het van het beslag opgemaakte proces-verbaal aan de werknemer van klaagster betekend.

h)     Bij brief van 12 april heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de brief van klaagster van 15 maart 2017.

i)      Vervolgens is verder gecorrespondeerd tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder bij brief van 18 april 2017, e-mail van 3 mei 2017 en brief van 9 mei 2017.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze:

1.     weigert informatie te verstrekken die noodzakelijk was om te kunnen beoordelen of het op het loon gelegde beslag terecht was;

2.     al op 28 september 2016 de beschikking had over de beslissing van de kantonrechter en pas op 23 februari 2017 beslag heeft gelegd waardoor onnodige kosten zijn gemaakt zoals het tweede bezoek van de gerechtsdeurwaarder;

3.     vanwege de late beslaglegging de rente is opgelopen;

4.     direct had moeten mededelen dat de werknemer zelf informatie kon opvragen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen dat -zoals de kamer heeft overwogen in zijn uitspraak van 10 maart 2009, welke uitspraak is bevestigd door het Gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 10 oktober 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BL2309)- een klager voldoende eigen belang moet hebben om als belanghebbende te worden aangemerkt en om als klager te kunnen worden ontvangen in een tuchtprocedure als de onderhavige. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klaagster werkgever is van schuldenaar, op wie de gerechtsdeurwaarder een vordering in behandeling heeft. Nu klaagster heeft nagelaten een machtiging over te leggen waaruit kan worden opgemaakt dat zij bevoegd is om namens de werknemer te klagen, moet de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard. Hetgeen klaagster voor het overige heeft aangevoerd komt daarom niet voor bespreking in aanmerking.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster een volmacht overgelegd om namens de werknemer een klacht in te dienen, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de voorzitter en verzocht de klacht opnieuw te behandelen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

De kamer overweegt dat, anders dan de voorzitter heeft overwogen, klaagster wel voldoende belang heeft bij het indienen van de klacht nu zij als werkgeefster wordt belast met een informatieverzoek waarvoor handelingen moeten worden verricht. Dat een dergelijk verzoek bij wet is geregeld doet hieraan niet af. De beslissing van de voorzitter kan daarom niet in stand blijven en dient te worden vernietigd. Dit houdt in dat de kamer de inleidende klacht dient te beoordelen.

8. De beoordeling van de klacht

8.1 Ten aanzien van klachtonderdeel 4.1 overweegt de kamer dat, zoals door de gerechtsdeurwaarder terecht is aangevoerd, er geen rechtsplicht voor de gerechtsdeurwaarder bestaat om informatie aan een werkgever te verstrekken omtrent de rechtmatigheid van een vorderingsrecht van een bij de gerechtsdeurwaarder in behandeling zijn incassodossier. Het is immers niet aan klaagster om te beoordelen of de beslaglegging op het loon van een van haar werknemers terecht is. De rechtmatigheid van de vordering is al getoetst door de rechter. De legitimiteit van de gerechtsdeurwaarder om executoriale maatregelen te nemen vloeit voort uit het aan hem ter hand gestelde vonnis waaruit tevens volgt dat de gerechtsdeurwaarder gebruik kan maken aan de hem in artikel 475g lid 3 Rv geboden mogelijkheid om inlichtingen in te winnen bij klaagster. Dit klachtonderdeel treft geen doel.

8.2 Dat lot treft ook klachtonderdeel 4.2. Nadat vonnis was gewezen heeft de gerechtsdeurwaarder met de werknemer van klaagster in oktober 2016 een betalingsregeling getroffen. Omdat geen betaling volgde, heeft de gerechtsdeurwaarder de werknemer een brief verzonden met de mededeling dat de regeling was komen te vervallen en is op 19 december 2016 het vonnis aan de werknemer van klaagster betekend. Na de werknemer van klaagster bij brieven van 16 januari 2017 en 9 februari 2017 nogmaals tot betaling te hebben aangemaand heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht gekregen beslag ten laste van de werknemer te leggen. Daarop is een verzoek om informatie aan klaagster verzonden. Die informatie bleef uit waarna beslag is gelegd. Dat door de gerechtsdeurwaarder kosten zijn gemaakt door het vonnis te betekenen en beslag te leggen volgt uit het feit dat eerst is getracht met klager een regeling te treffen en vervolgens door klaagster geen gehoor werd gegeven aan het informatieverzoek waartoe klaagster op grond van de wet verplicht was. Er is dan ook geen sprake van het maken van onnodige kosten. Niet duidelijk is wat klaagster bedoelt met het “tweede bezoek” van de gerechtsdeurwaarder. Voor zover dit ziet op het betekenen aan de werknemer van klaagster van het van het loonbeslag opgemaakte proces-verbaal, geldt dat dit is gebeurd op grond van een wettelijke voorschrift dat de gerechtsdeurwaarder daartoe verplicht.

8.3 Dat de rente is opgelopen volgt uit het feit dat de werknemer van klaagster niet aan het vonnis heeft voldaan. De gerechtsdeurwaarder kan hier geen verwijt van worden gemaakt. Tuchtrechtelijk laakbaar is dat in elk geval niet. Dit klachtonderdeel treft evenmin doel.

8.4 Het feit dat de werknemer van klaagster zelf om de stukken had kunnen vragen is dermate voor de hand liggend dat het niet tuchtrechtelijk laakbaar wordt geacht dat de gerechtsdeurwaarder dit niet uit eigen beweging aan klaagster heeft medegedeeld.

9. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet gegrond;

-       vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-       verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend voorzitter, en mr. W.M. de Vries en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.