ECLI:NL:TGDKG:2019:140 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 639446

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:140
Datum uitspraak: 28-05-2019
Datum publicatie: 12-11-2019
Zaaknummer(s): 639446
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet aannemelijk gemaakt dat de gerechtsdeurwaarder dubbele kosten maakt bij het uitoefenen van ambtshandelingen. Naast de tenuitvoerlegging van twee vonnissen ten laste van klager, is de gerechtsdeurwaarder tevens belast met een incasso-opdracht van klager zelf. Deze opdracht is door klager aan de gerechtsdeurwaarder bevestigd. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 mei 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/639446 / DW RK 17/1177 LvB / JD ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 28 november 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van) beklaagde hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 28 december 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft per e-mail medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 april 2019 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 mei 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is (aanvankelijk) belast met de tenuitvoerlegging van twee vonnissen (uit 2015) ten laste van klager.

-          Bij e-mail van 14 november 2015 heeft klager een incasso-opdracht van hem zelf bevestigd aan de gerechtsdeurwaarder, waardoor de gerechtsdeurwaarder tevens belast is geraakt met een incasso-opdracht ten gunste van klager.

-          Bij brief van 11 november en e-mail van 28 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klager op de hoogte gesteld van de verdeling die zal plaatsvinden, naar aanleiding van de geïnde gelden uit de incasso-opdracht.

-          Bij brief van 17 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager op de hoogte gesteld van de openstaande saldo in de beide dossiers ten laste van klager.

-          Bij brief van 6 oktober 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gewezen op de mogelijkheid om beslag ten laste van hem te leggen.

-          Bij e-mail van 8 oktober 2017 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het openstaande saldo.

-          Tussen 9 oktober 2017 en 6 november 2017 hebben de gerechtsdeurwaarder en klager over en weer gecorrespondeerd over, onder meer, of de incasso-opdracht wel of niet was gedaan in opdracht was van klager en of klager de onderliggende stukken van de vordering bij de gerechtsdeurwaarder heeft opgevraagd (en gekregen).

2. De klacht

Klager beklaagt zich er over - naar de kamer begrijpt - dat de gerechtsdeurwaarder:

a)      weigert inzage te geven in het beslag dat onder de Sociale Dienst is gelegd.

b)      beide zaken als één behandelt, maar wel overal dubbele, onnodige kosten rekent. Vooral het opvragen van informatie door de gerechtsdeurwaarder, ten aanzien van de woon- en verblijfplaats van klager, in beiden zaken is onnodig;

c)      kosten in rekening brengt die hem vragenswaardig overkomen;

d)     op naam van klager een zaak heeft aangespannen, zodat de gerechtsdeurwaarder in een later stadium hier beslag op kon leggen;

e)      naast de betalingsregeling, ook beslag ten laste van hem heeft gelegd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (toegevoegd-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen op grond van voornoemd artikel niet als beklaagden worden aangemerkt. Nu de door klager aangewezen [ ] niet bekend staat als gerechtsdeurwaarder of persoon die ingevolge voornoemd artikel onderworpen is aan tuchtrechtspraak, bestaat het vermoeden dat het hier gaat om een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor. Om die reden is de in de aanhef genoemde verweer voerende toegevoegd-gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de (toegevoegd-) gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft ontkend dat er momenteel sprake is van beslag onder de Sociale Dienst. Mogelijk dat klager refereert aan de eerder gelegde beslagen (in 2015) onder de Sociale dienst. Ten aanzien daarvan heeft klager bij brief van 5 oktober 2017 (al) willen weten van de gerechtsdeurwaarder hoeveel er destijds “in beslag is genomen”. Bij brief (en bijlage) van 6 november 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder daar reeds op gereageerd, zo blijkt uit de door klager overgelegde producties. Uit de wijze waarop dit klachtonderdeel thans is geformuleerd, kan niet worden opgemaakt welke informatie klager verder verlangt van de gerechtsdeurwaarder op dit punt. Bij gebrek aan nadere onderbouwing kan tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet worden vastgesteld. De klacht stuit hierop af.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. Dat de gerechtsdeurwaarder (steeds) beide zaken in zijn brieven benoemt, betekent daarmee niet dat hij deze dan als één zaak beschouwt, dan wel behandelt. In zijn correspondentie naar klager toe maakt de gerechtsdeurwaarder steeds gebruik van twee separate dossiernummers. Daaruit kan voldoende worden afgeleid dat er sprake is van twee separate dossiers. Het opnemen van de twee dossiernummers in één brief is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dit is vooral praktisch, het gaat hier namelijk om dezelfde debiteur.

4.5 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde productie 2 bij het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder tussen 2004 en 2017 een aantal keer informatie heeft opgevraagd. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder toegelicht dat de bedragen van € 3,26 zien op de kosten voor het opvragen van informatie bij de Basisregistratie Personen. De bedragen van € 7,- zien op kosten voor het opvragen van informatie via de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts toegelicht dat de kosten zijn gemaakt omdat klager ongeveer zes jaar lang niet in Nederland stond ingeschreven. Genoemde kosten zijn steeds met tussenpozen van enkele maanden gemaakt en zijn gespreid over twee dossiers. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder voldoende heeft weerlegd dat de kosten dubbel en onnodig zouden zijn gemaakt.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat het enkele argument dat genoemde kosten van de gerechtsdeurwaarder vragen oproepen bij klager, zonder nadere toelichting of onderbouwing, onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te stellen.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer als volgt. Bij e-mail van 5 november 2017 heeft klager de gerechtsdeurwaarder ervan beticht zijn naam valselijk te hebben gebruikt voor het aanspannen van een zaak voor de rechtbank. De kamer begrijpt dit klachtonderdeel als volgt. De gerechtsdeurwaarder zou zonder duidelijke opdracht een vordering ten gunste van klager hebben geïnd en dat heeft geleid tot vervelende consequenties. De kamer kan klager niet volgen op dit punt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde productie 3 bij het verweerschrift volgt dat klager bij e-mail van 14 november 2015 gegevens aan de gerechtsdeurwaarder heeft verstrekt met de bedoeling een vordering namens hem te innen. Ook gaat klager uitvoerig in over hoe de geïnde gelden vervolgens aangewend dienen te worden. Op grond van deze stukken kan klager niet volhouden dat de gerechtsdeurwaarder eigenhandig en voor eigen gewin klager heeft betrokken bij een rechtszaak. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit punt niet gebleken.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer als volgt. Nu de gerechtsdeurwaarder reeds heeft verklaard dat van beslaglegging geen sprake is, gaat de kamer er vanuit dat klager met dit klachtonderdeel teruggrijpt naar de eerder gelegde beslagen. Klager stelt zelf in zijn klachtschrift dat hij de betalingsregeling niet stipt is nagekomen. Onder de omstandigheid dat een debiteur de voorwaarden van een betalingsregeling niet stipt nakomt, is de gerechtsdeurwaarder bevoegd om beslag te leggen. De redenen voor de niet-stipte nakoming kunnen daar niet aan afdoen. Indien klager zich daartegen wil verzetten dient klager een geschil met betrekking tot de executie voor te leggen aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de juiste weg.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.