ECLI:NL:TGDKG:2019:138 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/668470 / DW RK 19/331

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:138
Datum uitspraak: 29-10-2019
Datum publicatie: 01-11-2019
Zaaknummer(s): C/13/668470 / DW RK 19/331
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Geen misbruik gemaakt van executierecht. Geen verplichting voor gerechtsdeurwaarder om aanplakbiljet bij gemeentehuis te verwijderen indien voorgenomen beslag niet doorgaat. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 oktober 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 juni 2019 met zaaknummer C/13/648175 DW RK 18/265 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/668470 / DW RK 19/331 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ], vertegenwoordigd door [ ],

gevestigd te [ ],

klaagster

tegen:

mr. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 16 en 18 mei 2018, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 13 juni 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 11 juni 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 20 juni 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 september 2019 alwaar de vertegenwoordigster van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 oktober 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           de gerechtsdeurwaarder heeft op 23 november 2017 een vonnis van de kort geding rechter van de rechtbank Oost Brabant van 20 november 2017 aan klaagster betekend;

-           op 13 februari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder bevel gedaan tot betaling van het maximum bedrag aan dwangsommen, omdat klaagster niet volledig aan de inhoud van het vonnis heeft voldaan, nu bij de stukken die zijn verstrekt, het jaarverslag ontbreekt;

-           op 28 maart 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de roerende goederen van klaagster;

-           in afwachting van een kort geding is in opdracht van de raadsman van de opdrachtgever            het beslag gehandhaafd.

4. De oorspronkelijke klacht

Bij vonnis van 20 november 2017 is onder 7.4 bepaald dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtredingen. Klaagster heeft zoveel mogelijk aan de inhoud van het vonnis van 20 november 2017 voldaan, met dien verstande dat zij geen inzage kan verstrekken in jaarverslagen, omdat deze nimmer zijn opgesteld en er geen verplichting bestond deze op te stellen. Een en ander is meegedeeld aan de advocaat van de wederpartij. Toch is overgegaan tot executie. Klaagster stelt dat deze executie onrechtmatig is. De gerechtsdeurwaarder lijkt misbruik te maken van zijn positie.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Het betreft hier een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan. Bij een geschil met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde rechter. De tuchtrechter kan dan ook geen oordeel geven over de inhoud van het vonnis van 23 november 2017 en op de vraag of de dwangsom terecht verbeurd is.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is d e gerechtsdeurwaarder te allen tijde verplicht de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Op grond van dit artikel heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis betekend, bevel tot betaling gedaan en beslag gelegd op de roerende zaken van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft deze ambtshandelingen verricht in opdracht van de wederpartij. De gerechtsdeurwaarder hoeft deze opdrachten slechts marginaal toetsen. Hij hoeft niet inhoudelijk te beoordelen in hoeverre de vordering rechtmatig is. Dat de gerechtsdeurwaarder de executie van het vonnis ter hand heeft genomen, is dan ook niet onrechtmatig.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder bewust schade aan het bedrijf heeft aangebracht door de executieverkoop aan te plakken op de deur van het bedrijf als ook bij het gemeentehuis te [ ]. Het aanplakbiljet bij het gemeentehuis heeft klaagster zelf moeten verwijderen, omdat de gerechtsdeurwaarder dit gewoon heeft laten hangen. In de beslissing van de voorzitter is hier ten onrechte geen overweging opgenomen.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder wist dat de kosten van de openbare verkoop hoger zouden zijn dan de opbrengst van de goederen. De gerechtsdeurwaarder had dan ook niet mogen overgaan tot het aanplakken van de openbare verkoop.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover de gerechtsdeurwaarder stelt dat klaagster de grondslag van de klacht heeft gewijzigd, overweegt de kamer dat klaagster in de oorspronkelijke klacht heeft aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder gebonden is aan gedragsregels en misbruik heeft gemaakt van zijn positie als gerechtsdeurwaarder. De vertegenwoordigster van klaagster heeft de klacht ter zitting nader toegelicht en gesteld dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte is doorgegaan met de executie terwijl hij kon weten dat de kosten de baten niet zouden overstijgen.

7.2 De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder is als schuldeiser op grond van artikel 3:276 Burgerlijk Wetboek bevoegd om verhaal te zoeken op alle goederen van de schuldenaar, dus ook op roerende zaken. Dat volgens klaagster de te verwachten opbrengst uit de (eventuele) executoriale verkoop van de roerende zaken onvoldoende zou zijn in verhouding tot de vordering, brengt niet zonder meer mee dat het leggen van voormeld beslag niet gerechtvaardigd was. Dat neemt echter niet weg dat onder omstandigheden sprake kan zijn van misbruik van executiebevoegdheid bij een openbare verkoop van de inbeslaggenomen roerende zaken. Nog los van het feit dat er geen daadwerkelijke executieverkoop heeft plaatsgevonden, is niet gebleken van enig misbruik van de executiebevoegdheid.

7.3 Er bestaat voor een gerechtsdeurwaarder geen wettelijke verplichting om een aanplakbiljet te verwijderen indien de geplande openbare verkoop niet doorgaat. Het had weliswaar netter geweest als de gerechtsdeurwaarder het gemeentehuis te [ ] telefonisch had benaderd om het betreffende aanplakbiljet te verwijderen, maar de gerechtsdeurwaarder heeft met het nalaten ervan niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. S.N. Schipper en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.