ECLI:NL:TGDKG:2018:283 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/626836 DW RK 17/381

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:283
Datum uitspraak: 12-12-2018
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/626836 DW RK 17/381
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Geen maatregel. Klager is bij het overeenkomen van de betalingsregeling met de gerechtsdeurwaarder per abuis niet geïnformeerd over de gevolgen van het niet nakomen van de regeling. Ook is klager nadien bij niet-nakoming van de regeling niet schriftelijk op de hoogte gesteld van de nadere executiemaatregelen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 december 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/626836 DW RK 17/381 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier ingekomen op 6 april 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mails van 12 en 19 april 2017 heeft klager zijn klacht aangevuld. Bij verweerschriften ingekomen 19 en

24 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 november 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 december 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij vonnis van 24 september 2015 van de kantonrechter te Haarlem is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-          Bij exploot van 1 oktober 2015 is het vonnis van 24 september 2015 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-          In november 2015 is de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling van  € 75,-- per maand met klager overeengekomen.

-          Klager is de betalingsregeling vanaf november 2016 niet meer nagekomen.

-          Op 31 maart 2017 is beslag onder de ABN AMRO Bank N.V. gelegd ten laste van klager.

-          Bij e-mail van 4 april 2017 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht tot terugbetaling van het via het bankbeslag geïnde bedrag, waarop klager en de gerechtsdeurwaarder meermalen schriftelijk en telefonisch contact met elkaar hebben gehad.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     bankbeslag heeft gelegd, zonder (schriftelijke) waarschuwing dat de lopende betalingsregeling niet werd nagekomen;

b)     geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet;

c)     weigert het geïnde bedrag terug te storten;

d)     de verbinding verbreekt als hij haar telefonisch benadert.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat niet in geschil is dat klager de overeengekomen betalingsregeling vanaf november 2016 niet meer is nagekomen. In de regel is beslaglegging dan ook een gevolg van die niet-nakoming, echter dicteert zorgvuldigheid dat de schuldenaar op enig moment geïnformeerd moet zijn geweest over de gevolgen van niet-nakoming.

4.3 Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder herhaald dat het de standaard werkwijze is dat bij de bevestiging van een regeling schuldenaar wordt aangezegd dat de regeling komt te vervallen bij niet-nakoming en dat verdere tenuitvoerlegging van het vonnis zal volgen. Indien de regeling wordt bevestigd per e-mail wordt de aanzegging ingesloten als bijlage. Bij telefonisch contact met de schuldenaar wordt dit nog eens bevestigd.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangevoerd dat de betalingsregeling wel per e-mail aan klager is bevestigd, maar dat in dit geval de standaard werkwijze niet is gevolgd, omdat kennelijk de bijlage waarin dit wordt bevestigd niet bij de e-mail was gevoegd. Klager was daarom niet geïnformeerd over de gevolgen van niet-nakoming. Ook is klager nadien niet schriftelijk op de hoogte gesteld van de nadere executiemaatregelen en is hem geen mogelijkheid geboden de regeling te hervatten. Dit laatste was ook een mogelijkheid geweest, nu de gerechtsdeurwaarder zelf pas na vier maanden doorhad dat klager achterliep op zijn regeling. De kamer acht klachtonderdeel a. dan ook gegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de wetgever onder de huidige wetgeving aan een beslag onder een bank geen beslagvrije voet heeft verbonden. Het huidige “systeem van de beslagvrije voet” is dat een beslagvrije voet op grond van de wet alleen geldt bij beslag op vorderingen tot periodieke betalingen van de in de wet genoemde inkomensbronnen. Een bankbeslag valt daar niet onder. Bij een bankbeslag kan immers slechts beslag worden gelegd op het actuele saldo.

4.6 Onder omstandigheden dient de regeling van artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering desondanks ook op een bankbeslag te worden toegepast. Beslag op een bankrekening mag niet worden misbruikt om de regeling van de beslagvrije voet te omzeilen. Als een gerechtsdeurwaarder weet dat de betreffende bankrekening uitsluitend door een uitkering of loon wordt gevoed, terwijl de beslagene geen ander inkomen heeft waaruit zijn primaire levensbehoeften kunnen worden voldaan, kan dit handelen tuchtrechtelijk laakbaar zijn. Daarvoor is wel nodig dat de gerechtsdeurwaarder inzage krijgt in de inkomstenstroom van beslagene. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder meermalen heeft verzocht om relevante bewijsstukken en dat aan dit verzoek niet is voldaan. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarom niet gebleken.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat uit de door klager niet onderbouwde berekening van de beslagvrije voet volgt dat bij een loonbeslag maandelijks een bedrag van € 761,77 onder het beslag zou vallen. Op de bank is een bedrag van € 399,44 aangetroffen. Van terugbetaling van het bankbeslag kan dan ook geen sprake zijn. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel d heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat zij de telefonische verbinding met klager tweemaal heeft verbroken. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klager tijdens het eerste gesprek bleef vloeken en schelden en haar tijdens het tweede gesprek steeds in de rede bleef vallen. De voorzitter ziet geen reden hier aan te twijfelen en is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder in dit geval niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de verbinding te verbreken.

4.9 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat klachtonderdeel a. gegrond is. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat klager bij of na het treffen van de betalingsregeling niet is geïnformeerd over de gevolgen van het niet nakomen van die regeling. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing of een fout begaat, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dat kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.  De kamer acht geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

4.10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klachtonderdelen b, c en d ongegrond;

-      verklaart het klachtonderdeel a. gegrond en ziet af van het opleggen van een

maatregel.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. Ch.A. van Dijk en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.