ECLI:NL:TGDKG:2018:249 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/615639 / DW RK 16/1031

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:249
Datum uitspraak: 24-04-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/615639 / DW RK 16/1031
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft verzuimd – hoewel toegezegd – de betaalmomenten van de debiteur te agenderen, om zo beter zicht te kunnen houden of de debiteur zich aan de betalingsafspraak hield. Dit verzuim heeft ertoe geleid dat de (eerder) beslagen auto niet meer op de naam van de debiteur stond en in gerechtelijke bewaring nemen geen optie meer was, waardoor de klant van de gerechtsdeurwaarder met lege handen kwam te staan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 april 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/615639 / DW RK 16/1031 ingesteld door:

[   ],

gevestigd te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 21 september 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 oktober 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2018 alwaar de gemachtigden van zowel klaagster als van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 april 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Op 20 februari 2008 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder de opdracht verstrekt om een openstaande vordering van klaagster op [   ] (hierna: de debiteur) te innen.

-          Op 25 juni 2008 is een vonnis gewezen ten laste van de debiteur.

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van het vonnis.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij e-mail van 1 augustus 2014 bericht dat de zaak door hem geagendeerd zal worden en dat met klaagster overleg gevoerd zal worden indien debiteur de met hem getroffen regeling niet nakomt.

-          Op 19 juli 2015 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk gesteld voor door klaagster geleden schade in verband met nalatig handelen.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder - in de uitvoering van een door klaagster verstrekte opdracht - heeft verzuimd om bepaalde (juiste) acties te ondernemen:

a.         Op een Fiat [   ] kon beslag gelegd worden, maar het kantoor raadde dit af op 13 maart 2014.

b.         Ondanks duidelijke correspondentie heeft de gerechtsdeurwaarder nagelaten een in beslag genomen auto veilig te stellen nadat een betalingsregeling niet meer werd nagekomen. De debiteur heeft de auto verkocht waardoor deze niet meer onder het beslag viel en het onderpand verloren is gegaan.

c.         Klaagster heeft zelf aangifte moeten doen van de onttrekking van de auto aan het beslag, omdat de gerechtsdeurwaarder een uurtarief van € 155,00 in rekening wilde brengen.

d.         Op 19 juli 2015 heeft klaagster het gerechtsdeurwaarderskantoor in gebreke gesteld. Zijn schikkingsvoorstel is afgewezen.

e.         De gerechtsdeurwaarder weigerde ten behoeve van een rechtszaak tegen de debiteur om stukken aan justitie beschikbaar te stellen. Dit speelde op 16 oktober 2015. Als reactie ontving klaagster een rekening die eerst moest worden voldaan. Na aandringen van de politie zijn de stukken toch overgelegd.

f.         Op de woning van de debiteur is samen met een andere schuldeiser beslag gelegd. De woning is verkocht door de debiteur en de ING Bank kwam met het verzoek tot opheffing van het beslag, waarbij de kosten voor rekening van klaagster kwamen. De gerechtsdeurwaarder heeft verzuimd te informeren over het feit dat de door klaagster gemaakte kosten verrekend konden worden met de verkoop van de woning. Dit heeft klaagster uiteindelijk zelf moeten afhandelen met de ING Bank.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van de klachtonderdeel a. en f. overweegt de Kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft het gestelde met betrekking tot het afraden beslag te leggen op de Fiat [   ], alsmede het verzuim klager te informeren met betrekking tot de kosten ten aanzien van de verkoop van de woning nadrukkelijk ontkend. Nu een nadere onderbouwing uit de door klager overlegde stukken ontbreekt en evenmin ter zitting is aangevoerd, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Nu enig klachtwaardig handelen op deze punten wegens de betwisting door de gerechtsdeurwaarder niet kan worden vastgesteld, dienen de klachten a. en f. als ongegrond te worden afgewezen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de Kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder erkent dat sprake is geweest van een omissie. Met de debiteur is per 24 juli 2014 een betalingsregeling getroffen. De eerste betaling werd eind juli 2014 ontvangen, waarna de zaak abusievelijk niet werd geagendeerd, terwijl de gerechtsdeurwaarder per e-mail (van 1 augustus 2014) nadrukkelijk had toegezegd dit wel te doen. Op het moment dat klaagster op 17 oktober 2014 informeerde naar de stand van zaken werd geconstateerd dat sprake was van twee maanden betalingsachterstand.  Bij correcte monitoring van de betalingsregeling en dus terstond nadat bleek dat de debiteur niet betaalde, had het voor de hand gelegen dat de gerechtsdeurwaarder met klaagster de mogelijkheid besprak de beslagen auto in gerechtelijke bewaring te nemen. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder echter niet tijdig gedaan en toen daar wel over werd gesproken bleek de auto van debiteur op andermans naam te staan en werd de auto niet meer aangetroffen. De Kamer acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat de gerechtsdeurwaarder klaagster zijn excuses heeft aangeboden voor het feit dat niet tijdig is geconstateerd dat de betalingsregeling niet werd nagekomen, doet daar niet aan af. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de Kamer als volgt. De beslissing van klaagster om aangifte te doen, nádat hem is voorgehouden hoeveel dit zal gaan kosten als de gerechtsdeurwaarder dit op zich zou nemen, blijft een beslissing van klaagster zelf. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.5. Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de Kamer als volgt. Het is niet tuchtrechtelijk laakbaar indien de gerechtsdeurwaarder niet akkoord gaat met een schikkingsvoorstel, temeer nu hij met klaagster van mening verschilt omtrent het causaal verband tussen zijn handelen of nalaten en de door klaagster gestelde schade. Dit betekent dat ook dit klachtonderdeel niet slaagt.

4.6. Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de Kamer als volgt. Van weigering tot het toesturen van stukken is niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd alle stukken reeds op 14 november 2014 aan klaagster te hebben verzonden. Op 16 oktober 2015 verzocht klaagster volgens de gerechtsdeurwaarder wederom om afgifte van diezelfde stukken. Nu de gerechtsdeurwaarder van mening was dat het eind niet in zicht kwam en de werkzaamheden zich bleven uitbreiden, heeft hij klaagster op 22 oktober 2015 een tussentijdse declaratie toegestuurd. De gerechtsdeurwaarder voert echter nadrukkelijk aan dat hij nimmer de voorwaarde heeft gesteld dat die declaratie eerst betaald diende te worden alvorens de stukken toe te sturen. Klaagster en de gerechtsdeurwaarder verschillen hier van standpunt. Nu partijen hun standpunten hieromtrent verder niet hebben onderbouwd, is niet na te gaan wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Dit klachtonderdeel is dus niet gegrond.

4.7 Uit het voorgaande blijkt dat klachtonderdeel b gegrond is. De Kamer acht na te melden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het klachtonderdeel b gegrond;

-      verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

-      legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.