ECLI:NL:TGDKG:2018:161 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/621321 / DW RK 16/1406

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:161
Datum uitspraak: 17-04-2018
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/621321 / DW RK 16/1406
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager heeft onvol­doende uiteengezet op welke manier de gerechtsdeurwaarder geen rekening zou hebben gehouden met de huwelijkse voorwaarden op grond waarvan hij gehuwd is. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zijn onderzoeksplicht zou hebben geschonden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 april 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 december 2016 met zaaknummer C/13/603447 / DW RK 16/155 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/621321 / DW RK 16/1406 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 februari 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 25 maart 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 december 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op

29 december 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 maart 2018 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 april 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft sinds mei 2010 een vordering van [ ] op klager in behandeling.

-           Op 6 juni 2012 is een vonnis ten laste van klager gewezen.

-           Een ander gerechtsdeurwaarderskantoor ([ ]) heeft het dossier vanaf het dagvaarden van klager in februari 2012 tot oktober 2014 ter executie in behandeling gehad.

-           Na indiening van de onderhavige klacht is klager met de gerechts­deurwaarder een betalingsregeling overeengekomen. Klager is tot 1 april 2016 bij met de maandelijkse betalingen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich erover dat:

a: hij tot driemaal toe aan de gerechtsdeurwaarder heeft doorgegeven dat hij op huwelijkse voorwaarden gehuwd is, en dat die voorwaarden bij de gerechtsdeurwaarder bekend zijn, maar de gerechtsdeurwaarder desondanks buitensporig blijft dreigen;

b: de gerechtsdeurwaarder door het (emotievolle en tot niets leidende) dreigen nodeloos kosten maakt en zijn onderzoeks­plicht verzaakt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1. Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (waarnemend) gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat gerechtsdeur­waarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25 lid 1 bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2. Dat is niet het geval. Voor zover de klacht van klager zich richt tegen (executie)­handelingen over de periode februari 2012 tot oktober 2014, kan de gerechtsdeur­waarder daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden, nu het dossier in die periode niet bij de gerechtsdeurwaarder in behandeling was.

4.3. De gerechtsdeurwaarder heeft het door klager gestelde voor wat betreft het nodeloos maken van kosten uitdrukkelijk weersproken. Nadat het dossier bij [ ] werd gesloten zijn door de gerechtsdeurwaarder geen (execu­tie)kosten gemaakt. De executiekosten die door [ ] zijn gemaakt zijn volgens de gerechtsdeur­waarder in overeenstemming met het BTAG tarief. Klager heeft onvoldoende uiteengezet dat dit anders zou zijn.

4.4. Daarnaast merkt de voorzitter op dat hij begrijpt dat gestelde betalingstermijnen en aankondigingen van executiemaatregelen bedreigend kunnen overkomen. Dat is echter niet te voorkomen. Het is ook niet ongeoorloofd nu aan de aangekondigde maatregelen een executoriale titel ten grondslag ligt. Dit soort brieven c.q. e-mails moet een termijnstelling bevatten zodat op enig moment de executie van de zaak kan worden voortgezet. Klager heeft onvol­doende uiteengezet op welke manier de gerechtsdeurwaarder geen rekening zou hebben gehouden met de huwelijkse voorwaarden op grond waarvan hij gehuwd is. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zijn onderzoeksplicht zou hebben geschonden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder niet alle feiten, zoals door klager in zijn beklag is genoemd, in het verweerschrift heeft weerlegd. De gerechtsdeurwaarder heeft meerdere malen gedreigd met beslaglegging, terwijl klager meermaals heeft aangegeven dat sprake is van huwelijkse voorwaarden waaruit overduidelijk blijkt dat klager geen activa tot zijn eigendom mag rekenen. Klager voert aan dat de gerechtsdeurwaarder niet de zorgplicht in acht neemt en kosten opdrijvend handelt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de Kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn klacht ten aanzien van het gelegde bankbeslag in 2017.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. E. Diepraam en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.