ECLI:NL:TGDKG:2018:132 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/627957 DW RK 17/460

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:132
Datum uitspraak: 04-12-2018
Datum publicatie: 15-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/627957 DW RK 17/460
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de aan de gerechtsdeurwaarders ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan is niet gebleken. Omdat beantwoording van e-mails is uitgebleven, is dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld. Klacht gedeeltelijk gegrond, er zijn geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 december 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/627957 DW RK 17/460 MN/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

[ ],

[ ],

gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 28 april 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 mei 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2018 alwaar klaagster met haar gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

4 december 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 12 september 2015 is aan klaagster een vonnis betekend waarin zij is veroordeeld achterstallige huurpenningen te voldoen.

-           Op 7 april 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente [ ] ten laste van klaagster.

-           Op 20 januari 2017 en 1 februari 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders de openstaande vordering gemotiveerd toegelicht aan de gemachtigde van klaagster.

-           De gemachtigde van klaagster heeft bij e-mailberichten van 13 en 22 februari 2017, 9 maart 2017 en 20 april 2017 verzocht het gelegde derdenbeslag op te heffen.

-           Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders niet gereageerd.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de vordering reeds in oktober 2016 was voldaan en het beslag desondanks door de gerechtsdeurwaarders werd gehandhaafd en voortgezet. Daarnaast hebben de gerechtsdeurwaarders niet gereageerd op e-mailberichten van de gemachtigde van klaagster van 13 februari 2017, 22 februari 2017, 9 maart 2017 en 20 april 2017.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Klachten tegen medewerkers dienen daarbij te worden geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarders, die voor de medewerkers verantwoordelijk zijn. Nu uit het klachtenformulier niet blijkt tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht zich richt en dit ook niet uit het verweerschrift blijkt, zullen de in [ ] zetelende gerechtsdeurwaarders van het kantoor [ ] allen als beklaagden worden aangemerkt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2  Het betreft hier een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarders ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geĆ«igende weg.

4.3 Van gerechtsdeurwaarders mag worden verwacht dat zij brieven met betrekking tot een bij hen in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoorden. Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarders niet hebben gereageerd op de e-mailberichten van de gemachtigde van klaagster van 13 en 22 februari 2017, 9 maart 2017 en 20 april 2017. De gerechtsdeurwaarders stellen zich op het standpunt dat zij de vordering reeds in de brieven van 20 januari 2017 en 1 februari 2017 uitvoerig aan de gemachtigde van klaagster hebben uitgelegd en dat er niets aan de situatie was veranderd. Dit is echter geen rechtvaardiging om in het geheel niet op de opvolgende e-mails van de gemachtigde van klaagster te reageren. Van de gerechtsdeurwaarders had mogen verwacht dat zij in ieder geval zouden verwijzen naar de brieven van 20 januari 2017 en 1 februari 2017. Indien de gerechtsdeurwaarders de mening waren toegedaan dat verdere correspondentie met een gelijke inhoud of strekking als al eerder gevoerd hun standpunt niet deed ver-

anderen, dan hadden zij dat tenminste eenmaal schriftelijk of per e-mail aan degene, met wie zij correspondeerden, moeten meedelen. Nu beantwoording van de genoemde e-mails is uitgebleven, is dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld. De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is en dat er geen termen aanwezig zijn om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.  

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ten aanzien van het niet reageren op e-mails gegrond;

-      verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-      ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. L. van Berkum en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.