ECLI:NL:TGDKG:2018:121 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/632956 / DW RK 17/753

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:121
Datum uitspraak: 03-08-2018
Datum publicatie: 04-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/632956 / DW RK 17/753
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klaagster klaagt over hetzelfde feitencomplex als waar zij eerder over heeft geklaagd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 juli 2017 met zaaknummer C/13/627683 / DW RK 17/441 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/632956 / DW RK 17/753 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

voorheen gerechtsdeurwaarder te [ ], thans gedefungeerd,

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 april 2017 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft naar aanleiding van de klacht bij brief, ingekomen op 22 mei 2017 en e-mail van 27 juni 2017 gereageerd. Bij beslissing van 21 juli 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 22 juli 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 juni 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

3 augustus 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           klaagster heeft eerder klachten ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder die bij beslissing van de voorzitter ongegrond zijn verklaard, namelijk op 28 juni 2016 (zaaknummer 1175.2015) en op 30 mei 2017 (zaaknummer 448.2017).

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een niet bestaande vordering tracht te incasseren.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

3.1 Klaagster kan niet opnieuw over hetzelfde klagen. Nu de onderhavige klacht betrekking heeft op de onderwerpen die in bovengenoemde uitspraken al aan de orde zijn geweest, is de klacht niet-ontvankelijk.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster - voor zover de kamer begrijpt - aangevoerd dat de kamer in strijd met artikel 6 EVRM een onrechtmatige financiĆ«le situatie in stand houdt door de gerechtsdeurwaarder uitdrukkelijk niet in onderzoek te betrekken en het bewijs te (laten) leveren dat klaagster een geldvordering van [ ] verschuldigd zou zijn.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. E. Diepraam en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.