ECLI:NL:TGDKG:2018:120 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/619762 / DW RK 16/1297

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:120
Datum uitspraak: 03-08-2018
Datum publicatie: 04-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/619762 / DW RK 16/1297
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Er is niet binnen een redelijke termijn op een brief van klaagster gereageerd. Aanmelding schuldhulptraject schort tenuitvoerlegging vonnis niet op. Niet gebleken dat kosten niet conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Klacht gedeeltelijk gegrond, geen maatregel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/619762 / DW RK 16/1297 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

1. [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 5 december 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (medewerkers dan wel het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 december 2016, heeft gerechtsdeurwaarder [ ] te [ ] op de klacht gereageerd. De voorzitter gaat er vanuit dat het ingekomen verweerschrift namens alle beklaagde gerechtsdeurwaarders is opgesteld, nu zij allen werkzaam zijn bij het kantoor [ ]. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 juni 2018 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 augustus 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een vordering van [ ] ten laste van klaagster.

-           Op 18 maart 2015 is klaagster gedagvaard te verschijnen bij de kantonrechter.

-           Klaagster is door de kantonrechter veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 18 december 2015 is het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij brief van 14 augustus 2016 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om haar schuld gedurende een aantal maanden te bevriezen, om in de gelegenheid te worden gesteld een schuldhulpverleningstraject op te starten.

-           Bij e-mail van 5 oktober 2016 heeft klaagster verzocht om de meest recente specificatie van haar schuldopgave, in verband met haar aanvraag voor schuldhulpverlening.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben bij e-mail van 7 oktober 2016 de gevraagde specificatie aan klaagster verzonden en tevens medegedeeld dat zij voornemens zijn om beslag op haar inkomen te leggen.

-           Op 12 oktober 2016 is beslag gelegd op het inkomen van klaagster.

-           Bij e-mail van 16 oktober 2016 heeft klaagster op de e-mail van de gerechtsdeurwaarders van 7 oktober 2016 gereageerd. Klaagster heeft hierin aangegeven dat zij reeds eerder had verzocht om de vordering te bevriezen, er reeds een aantal beslagen op haar loon liggen, zij zich heeft aangemeld voor schuldhulpverlening en zij een klacht bij de kamer zal indienen indien de gerechtsdeurwaarders toch beslag op haar inkomen gaan leggen.

-           Bij e-mail van 18 oktober 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders aangegeven dat het dossier niet bevroren kan worden op basis van de aanmelding bij schuldhulpverlening en dat er reeds beslag op haar inkomen is gelegd.

-           Bij exploot van 2 november 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het derdenbeslag aan klaagster overbetekend.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders niet hebben gereageerd op haar brief van 14 augustus 2016 die zij aan [ ] te [ ] heeft gericht;

b: de gerechtsdeurwaarders haar niet in de gelegenheid hebben gesteld om tot een schikking te komen, maar gelijk beslag op haar inkomen hebben gelegd, terwijl ze heeft aangegeven schuldhulpverlening te hebben aangevraagd;

c: de gerechtsdeurwaarders haar geen overzicht van de hoofdsom hebben gegeven en zij twijfelt over de extra kosten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Klaagster richt haar klacht tegen gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] te [ ], waarbij door klaagster de namen van twee medewerkers alsmede de naam van gerechtsdeurwaarder [ ] zijn genoemd. Klaagster richt haar klacht tevens tegen gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] te [ ]. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers daarvan kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak dient de tuchtrechter in zo’n geval zelf te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) de klacht zich richt.

4.2 Op grond van een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dient de bij naam genoemde gerechtsdeurwaarder sub 2 als beklaagde te worden aangemerkt. Gerechtsdeurwaarder sub 1 wordt eveneens als beklaagde aangemerkt, omdat hij in het verweerschrift heeft aangevoerd verantwoordelijk te zijn voor het doen en nalaten van de bij hem werkzame medewerkers. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Klaagster heeft bij brief van 14 augustus 2016 verzocht om haar schuld gedurende een aantal maanden te bevriezen. Pas nadat klaagster heeft gereageerd op de e-mail van 7 oktober 2016, waarin de gerechtsdeurwaarders aangeven dat zij voornemens zijn derdenbeslag te leggen, is per e-mail van 18 oktober 2016 aan haar medegedeeld dat het dossier niet bevroren kan worden en er reeds beslag is gelegd. Nu de gerechtsdeurwaarders niet binnen een redelijke termijn op de brief van klaagster van 14 augustus 2016 hebben gereageerd is de klacht terecht voorgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b blijkt uit het verweerschrift dat [ ] na de zitting bij de kantonrechter akkoord is gegaan met de voorgestelde betalingsregeling van € 50,-- per maand, maar dat na oktober 2015 geen betalingen meer van klaagster zijn ontvangen. Gelet op hun ministerieplicht zijn de gerechtsdeurwaarders wettelijk verplicht om aan een verzoek om executie van een vonnis te voldoen. Voor zover klaagster meent dat er geen beslag had mogen worden gelegd, overweegt de voorzitter dat een aanmelding voor een schuldhulptraject de tenuitvoerlegging van een vonnis niet opschort. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c is niet in geschil dat de gerechtsdeurwaarders bij brief van 7 oktober 2016 een specificatie van de vordering aan klaagster hebben verzonden. Voor zover klaagster de in rekening gebrachte kosten in twijfel trekt, is dit niet nader onderbouwd en is de Kamer niet gebleken dat de door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte kosten niet zijn berekend conform de daarvoor geldende regelingen. De klacht stuit hierop af.

Slotsom

4.6 Alleen het onderdeel a is gegrond. De Kamer ziet geen aanleiding om daarvoor een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen. Er kan worden volstaan met de constatering dat de klacht op dit punt gegrond is.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond

-        ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. E. Diepraam en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.