ECLI:NL:TGDKG:2017:213 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/617268 / DW RK 16/1128

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:213
Datum uitspraak: 31-10-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/617268 / DW RK 16/1128
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     Dreigen met een beslag op roerende zaken en vervolgens plotseling bankbeslag te leggen waardoor klager zich voelt misleid. De klacht wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 oktober 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/617268 / DW RK 16/1128 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief ingekomen op 19 oktober 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift ingekomen op 30 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 september 2017 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 31 oktober 2017.

1. De feiten

a)     De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Arnhem van 26 september 2007 en een arrest van het gerechtshof Arnhem van 9 november 2010 waarbij klager is veroordeeld tot betaling van een vordering van de publieke rechtspersoon Centrale Orgaan Werk en Inkomen.

b)     Nadat klager de overeengekomen betalingsregeling niet was nagekomen en er nadien door klager geen betalingen meer zijn verricht, heeft de gerechtsdeurwaarder een aantal malen een bezoek gebracht aan het woonadres van klager waarbij is getracht ten laste van klager beslag roerende zaken te leggen. Omdat niemand werd aangetroffen heeft de gerechtsdeurwaarder op het woonadres van klager (ongedateerde) brieven achtergelaten met de navolgende tekst:

“(.....)

Tot op heden hebben wij echter geen vrijwillige betaling van het (restant-) verschuldigde van u ontvangen.

Daarom is opdracht gegeven om tot het leggen van beslag op - onder andere maar niet uitsluitend - uw inboedel over te gaan en heeft één van onze deurwaarders daarvoor een bezoek aan uw adres gebracht. Het beslag kon vandaag (nog) niet worden gelegd.

(.....)

Wanneer u niets betaalt, kan onze opdrachtgever opdracht geven tot het leggen van beslag waarbij gebruik zal worden gemaakt van de diensten van de politie en van een slotenmaker omdat de toegangsdeur tot uw woning moet worden geforceerd. Schade vanwege het forceren van de toegangsdeur kunt u voorkomen door tijdig te betalen of door thuis te zijn op het aangekondigde tijdstip.”

“(.....)

Wanneer u niet reageert, niets betaalt en/of niet meewerkt, kan onze opdrachtgever opdracht geven tot het leggen van beslag waarbij gebruik zal worden gemaakt van de diensten van de politie en van een slotenmaker omdat de toegangsdeur tot uw woning moet worden geforceerd. Schade vanwege het forceren van de toegangsdeur kunt u voorkomen door tijdig te betalen of door thuis te zijn op het aangekondigde tijdstip.

U kunt deze maatregel voorkomen door uiterlijk vijftien januari  tweeduizendzestien op ons kantoor het openstaande bedrag ad € 9482,19 te voldoen.

Wij hopen snel iets van u te horen.”

c)     De gerechtsdeurwaarder heeft op 26 april 2016 ten laste van klager executoriaal beslag gelegd onder de ING Bank N.V.

d)     Naar aanleiding van een verzoek van klager tot toepassing van een beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij brief van 21 juni 2016 samengevat medegedeeld dat er in geval van bankbeslag, behoudens bijzondere omstandigheden die in de zaak van klager niet van toepassing waren, geen beslagvrije voet hoeft te worden berekend.

e)     Bij brief van 12 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat bij nadere bestudering van het dossier de executie nietig is, omdat de betekening van het arrest alsmede het gelegde bankbeslag op verzoek van de verkeerde partij hadden plaatsgevonden. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts medegedeeld dat de uit het bankbeslag ontvangen gelden ad  € 824,53, de kosten van het bankbeslag ad € 70,00 en een extra bedrag ad € 100,00 aan klager zouden worden voldaan en de betekenings- en executiekosten in het dossier zouden worden afgeboekt.

2. De klacht

2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder beslag op zijn bankrekening te hebben gelegd waarbij geen zorgvuldigheid is betracht. Er is door de gerechtsdeurwaarder geen rekening gehouden met eerder gemaakte afspraken. Er is ook geen rekening gehouden met de beslagvrije voet. Ter zitting heeft klager medegedeeld dat de kwestie met betrekking tot het beslag op zijn bankrekening genoegzaam door de gerechtsdeurwaarder is opgelost en dat hij dat klachtonderdeel niet langer wenst te handhaven.

2.2 Daarnaast verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij dreigt met een beslag op roerende zaken en er vervolgens plotseling bankbeslag wordt gelegd. Klager voelt zich daardoor misleid.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. De klacht is gericht tegen [     ] gerechtsdeurwaarders. Dat is de naam van een gerechtsdeurwaarderskantoor en een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Uit rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu de in aanhef van de beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het dossier van klager onder zijn verantwoordelijkheid valt, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweer gesteld dat hij in eerste instantie middels beslag roerende zaken heeft getracht de openstaande vordering op klager te incasseren. De gerechtsdeurwaarder heeft de woning van klager daartoe diverse malen bezocht, maar tijdens die bezoeken werd niemand aangetroffen. Tijdens de bezoeken aan de woning van klager heeft de gerechtsdeurwaarder brieven achtergelaten waarin klager wordt verzocht tot betaling over te gaan of contact op te nemen met de gerechtsdeurwaarder om tot een minnelijke oplossing te komen. Tevens is klager medegedeeld dat bij het uitblijven van een reactie de opdrachtgever opdracht kan geven tot het leggen van beslag. Klager heeft nooit op de brieven van de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Uiteindelijk is besloten over te gaan tot het leggen van bankbeslag. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder nog aangevoerd dat de keuze welk executiemiddel wordt ingezet aan hem dan wel zijn opdrachtgever is.

4.4 De kamer overweegt dat klager op grond van artikel 3:276 BW met zijn hele vermogen voor de vordering instaat. Op grond van artikel 435 Rv staat het de gerechtsdeurwaarder in beginsel vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door te kiezen voor een beslag op de bankrekening van klager. Er was al herhaaldelijk geprobeerd beslag te leggen op de inboedel van klager. In één van de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde brieven wordt ook medegedeeld dat opdracht is gegeven om tot het leggen van beslag over te gaan op - onder andere maar niet uitsluitend - de inboedel van klager.

4.5 Bovendien stelt de gerechtsdeurwaarder terecht dat het aan hem of zijn opdrachtgever is te bepalen welk executiemiddel wordt ingezet. De overhandiging van de titel waarvan de uitvoering wordt verlangd machtigt de gerechtsdeurwaarder immers tot het doen van de gehele executie (art. 434 Rv). Dit brengt mee dat de gerechtsdeurwaarder in beginsel zelfstandig de toelaatbaarheid en doelmatigheid van de te nemen maatregelen mag beoordelen. Behoudens bijzondere omstandigheden of beperkende instructies van zijn opdrachtgever die niet zijn gebleken, heeft de gerechtsdeurwaarder niet steeds afzonderlijke toestemming nodig voor het leggen van beslag. Omdat niet telkens een afzonderlijke opdracht nodig is doet het feit dat klager geen inzage krijgt in de opdracht dus niet ter zake.

5. Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt. 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mrs. W.M. de Vries en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.