ECLI:NL:TGDKG:2015:217 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW237.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:217 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-12-2015 |
Datum publicatie: | 22-01-2016 |
Zaaknummer(s): | GDW237.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | Een berisping |
Inhoudsindicatie: | Tenuitvoerlegging echtscheidingsbeschikking met convenant. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder reeds bij marginale toetsing had moeten blijken dat de door de ex-echtgenoot van klaagster aan hem ter executie aangeboden echtscheidingsbeschikking geen titel vormt tot het geven van een bevel ontruiming van de voormalige echtelijke woning. Door zonder meer aan deze opdracht gevolg te geven heeft de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 1
Beslissing van 15 december 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 273.2015 van:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
gemachtigde [ ],
tegen:
[ ],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 18 maart 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 9 april 2015een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 13 oktober 2015 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is nader bepaald op 15 december 2015.
1. De feiten
a) Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 9 juli 2014 is onder meer de echtscheiding tussen klaagster en haar ex-man uitgesproken. Bij die beschikking heeft de rechtbank voor zover thans van belang het volgende overwogen: 2.9.4 Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, zijn partijen het erover eens dat de man de woning toebedeeld krijgt mits hij deze kan financieren. Ter zitting hebben partijen afgesproken dat zij een (derde) makelaar zullen inschakelen die de echtelijke woning zal taxeren. Bij brief van 28 april 2014 heeft de man gesteld dat hij financieel in staat is om de woning over te nemen, zodat de echtelijke woning evenals de hypothecaire lening bij [ ] Bank (nrs. [ ] en [ ]) aan hem zullen worden toegescheiden. De man zal er voor zorg dienen te dragen dat de vrouw wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. De eventuele overwaarde of onderwaarde dient bij helfte te worden verdeeld.
b) Bij exploot van 5 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder voormelde beschikking aan klaagster betekend en heeft hij bevel gedaan aan de inhoud van de titel te voldoen en aldus uiterlijk op 1 januari 2015 de echtelijke woning te verlaten en op te leveren met aanzegging dat bij gebreke van voldoening aan het bevel de woning zal worden ontruimd op 16 januari 2015.
c) Bij vonnis van 23 december 2014 heeft de rechtbank Noord-Holland op vordering van klaagster haar ex-echtgenoot gelast om per direct het bevel tot ontruiming ter zake de echtelijke woning in te trekken en heeft zij hem gelast zich voor nu en in de toekomst te onthouden van het zonder enige juridische grondslag verstrekken van onjuiste opdrachten aan deze of gene gerechtsdeurwaarder. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de beschikking van de rechtbank van 9 juli 2014 geen titel tot ontruiming van de voormalige echtelijke woning vormt. Het daartoe gegeven bevel is derhalve onrechtmatig en dient te worden ingetrokken. Ook het verstrekken van de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder is door de rechtbank onrechtmatig geoordeeld.
2. De klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder in de kern dat hij zonder geldige titel een exploot met een bevel tot ontruiming heeft uitgebracht. Vanaf de datum van de echtscheidingsbeschikking heeft haar ex-echtgenoot haar op geen enkele wijze geïnformeerd over de financiële mogelijkheid de gezamenlijke hypotheek geheel op zijn naam te krijgen. Op 5 december 2014 heeft de hypotheekverstrekker aan klaagster laten weten dat de overname van de woning nog niet rond was en nog niet bereid te zijn klaagster te ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekverplichtingen. Zonder enige aanzegging is het bevel tot ontruiming gedaan. Op het dringende verzoek van haar advocaat d.d. 8 december 2014 aan de gerechtsdeurwaarder om het bevel tot ontruiming in te trekken, omdat de beschikking van 9 juli 2014 daarvoor geen titel bood, is door de gerechtsdeurwaarder niet gereageerd. Voor klaagster zou een ontruiming leiden tot de situatie dat zij met dubbele woonlasten zou worden geconfronteerd. Dit was voor de gerechtsdeurwaarder ook kenbaar. Pas op 29 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder zonder enige motivatie zijn opdracht teruggegeven.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Voor hem was het voldoende dat zijn opdrachtgever heeft gesteld dat aan de voorwaarden die in de echtscheidingsbeschikking waren opgenomen, te weten het verkrijgen van een financiering voor de toedeling van de woning en het ongedaan maken van de hoofdelijke aansprakelijkheid van klaagster, was voldaan. Het was niet zijn plicht om op dat moment de opdracht te weigeren en om bewijsstukken te vragen. Na de aanzegging van de ontruiming ontving de gerechtsdeurwaarder een e-mail van de advocaat van klaagster van 8 december 2014 met de melding dat er niet voldaan was aan de twee voorwaarden uit de beschikking van 9 juli 2014. Daarbij waren geen bewijsstukken gevoegd. De gerechtsdeurwaarder heeft naar aanleiding van de e-mail contact opgenomen met zijn opdrachtgever, die niet bereid was om het bevel in te trekken. Dat de voorzieningenrechter anders heeft geoordeeld over de reikwijdte van een titel, is geen grond om te oordelen dat hij in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm, aldus de gerechtsdeurwaarder.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet worden aangemerkt als beklaagde. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt onder meer dat, als een klacht wordt ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor, eerst dient te worden vastgesteld tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) de klacht zich richt. De in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder heeft het gewraakte bevel tot ontruiming gegeven en wordt daarom als beklaagde aangemerkt.
4.2 Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.3 Hoewel een gerechtsdeurwaarder in beginsel zijn ministerie dient te verlenen indien hij de opdracht krijgt een exploot uit te brengen, dient hij tevens als zelfstandig openbaar ambtenaar dergelijke opdrachten zorgvuldig te beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. Een gerechtsdeurwaarder heeft immers niet alleen met de belangen van zijn opdrachtgever, maar ook met die van de wederpartij te maken. Indien het een opdracht tot ontruiming van een woning betreft, heeft een gerechtsdeurwaarder een eigen verantwoordelijkheid in die zin dat marginaal dient te worden getoetst of de desbetreffende titel voldoende grond biedt voor in dit geval het gegeven bevel tot ontruiming.
4.4 De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder reeds bij marginale toetsing had moeten blijken dat de door de ex-echtgenoot van klaagster aan hem ter executie aangeboden echtscheidingsbeschikking geen titel vormt tot het geven van een bevel ontruiming van de voormalige echtelijke woning. Door zonder meer aan deze opdracht gevolg te geven heeft de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Reeds op grond hiervan treft de klacht doel.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.