ECLI:NL:TADRSHE:2020:14 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-804/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:14
Datum uitspraak: 07-02-2020
Datum publicatie: 12-02-2020
Zaaknummer(s): 19-804/DB/OB
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 7 februari 2020

in de zaak 19-804/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 27 november 2019 met kenmerk nr. 48|19|016K en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1       Klager is door twee (voormalig) kantoorgenoten van verweerder bijgestaan in een appelprocedure en een herroepingsprocedure. Van september 2007 tot maart 2011 is klager bijgestaan door mr. V. In maart 2011, in het laatste stadium van de herroepingsprocedure en toen de zaak voor pleidooi stond, heeft mr. W de behandeling van de zaak op zich genomen. Klager is tot november 2011 bijgestaan door mr. W. Klager heeft de beide procedures verloren.

1.2       Bij e-mail d.d. 16 februari 2016 heeft klager zich bij het kantoor van verweerder beklaagd over het optreden van mr. W in de herroepingsprocedure. Verweerders kantoorgenoot mr. B heeft klager bij e-mail d.d. 16 februari 2016 bericht dat hij de klacht in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris in behandeling had genomen.

1.3       Bij brief d.d. 1 maart 2016 heeft mr. W verweer gevoerd, bij e-mail d.d. 24 maart 2016 heeft klager gerepliceerd en bij brief d.d. 28 maart 2016 heeft mr. W gedupliceerd. Op 29, 30 en 31 maart en 1 en 5 april 2016 heeft klager stukken aan mr. B toegestuurd, die aan het klachtdossier zijn toegevoegd.

1.4       Op 2 mei 2016 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden, waarbij klager, mr. B en mr. W aanwezig waren en waarbij zij hun standpunten mondeling konden toelichten.

1.5       Bij brief d.d. 20 mei 2016 heeft mr. B aan klager medegedeeld dat de klacht naar zijn mening ongegrond was.

1.6       Bij e-mail van 20 november 2016 heeft klager een klacht tegen mr. B, in diens hoedanigheid van klachtenfunctionaris, ingediend bij verweerders kantoor. Verweerder heeft in diens hoedanigheid van opvolgend klachtenfunctionaris bij beslissing d.d. 5 december 2016 aan klager gemotiveerd toegelicht dat en waarom klager niet in zijn klacht en verzoek tot heropening kon worden ontvangen. Bij e-mails d.d. 25 oktober en 7 november 2018 heeft klager vragen aan verweerder gesteld. Bij e-mails d.d. 26 oktober en 8 november 2018 heeft verweerder zijn standpunt herhaald.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

klager niet heeft ontvangen in diens klacht tegen mr. B in diens hoedanigheid van klachtenfunctionaris en verzoek tot heropening van de interne klachtprocedure.

2.2       Toelichting:

Verweerder heeft geweigerd om klagers klacht en verzoek d.d. 20 november 2016 in behandeling te nemen met een beroep op de interne klachtenregeling. Dat de interne klachtenregeling van verweerders kantoor niet voorziet in de mogelijkheid om te klagen tegen een klachtenfunctionaris of de klachtprocedure te heropenen betekent niet dat verweerder de klacht niet in behandeling had kunnen nemen en de procedure niet had kunnen heropenen. Verweerder heeft met zijn optreden het vertrouwen in de advocatuur geschaad.

3             VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Verweerder is opgetreden in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris. Verweerder heeft de klacht conform de klachtenregeling van het kantoor afgehandeld. Een klacht tegen een klachtenfunctionaris over de wijze waarop hij een klacht heeft behandeld is geen klacht als bedoeld in de interne klachtenregeling. Daarnaast voorziet de interne klachtenregeling niet in de mogelijkheid van een hernieuwde beoordeling van een eerder aan de klachtenfunctionaris voorgelegde klacht. Dat zou neerkomen op een soort intern beroep, dat in de klachtenregeling niet is voorzien. Verweerder heeft met zijn optreden het vertrouwen in de advocatuur niet is geschaad.  

4             BEOORDELING

4.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris. De voorzitter overweegt dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en een behoorlijke beroepsuitoefening beoogt te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden, indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van de functie van klachtenfunctionaris zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat een klachtfunctionaris een grote mate van vrijheid heeft om te bepalen hoe hij de klachtafhandeling inricht en op de ingediende klacht beslist.

4.2      Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder klagers klacht conform de interne klachtenregeling heeft behandeld. Klager is het niet eens met verweerders beslissing d.d. 5 december 2016, inhoudend dat klager niet kan worden ontvangen in diens klacht en dat heropening van de interne klachtprocedure de klacht op grond van de interne klachtenregeling niet tot de mogelijkheden behoort. Dat betekent echter niet dat verweerder van die beslissing een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft zijn beslissing d.d. 5 december 2016 uitgebreid gemotiveerd. Verweerder was op grond van de klachtenregeling niet gehouden om de klacht tegen mr. B in behandeling te nemen, noch om de klachtprocedure te heropenen. Dat door toedoen van verweerder het vertrouwen in de advocatuur is of kon worden geschaad is niet gebleken.

4.3      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg als griffier op 7 februari 2020.

Griffier                                                                   Voorzitter