ECLI:NL:TADRSGR:2020:9 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-657/DH/RO/H

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:9
Datum uitspraak: 20-01-2020
Datum publicatie: 14-02-2020
Zaaknummer(s): 19-657/DH/RO/H
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verzoekers niet ontvankelijk verklaard in verzoek om herziening.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 20 januari 2020 in de zaak 19-657/DH/RO/H

naar aanleiding van het verzoek van:

verzoekers

tegen:

verweerster

1    PROCESVERLOOP

1.1    Bij e-mail van 27 mei 2018 hebben verzoekers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerster. Bij brief van 29 november 2018 met kenmerk R 2018/99 cij/mb, door de raad ontvangen op 30 november 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht. Bij beslissing van 20 maart 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad verzoekers in de klacht niet-ontvankelijk verklaard voor zover de klacht ziet op de door verzoekers in hun repliek geformuleerde “incidenten” en die “incidenten” voorvallen betreffen die hebben plaatsgevonden voor 27 mei 2015. De voorzitter heeft de klacht van verzoekers voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is op 20 maart 2019 verzonden aan verzoekers.

1.2    Bij brief met bijlagen van 19 april 2019 hebben verzoekers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 juli 2019 in aanwezigheid van klagers. Verweerster is, met bericht vooraf, niet ter zitting verschenen. Bij beslissing van 9 september 2019 heeft de raad het verzet ongegrond verklaard.

1.3    Bij e-mail met bijlage van 20 september 2019 hebben verzoekers de raad verzocht om, zakelijk weergegeven, de beslissing van de raad van 9 september 2019 te herzien.

2    VERZOEK

2.1    Het verzoek strekt tot herziening van de beslissing van de raad van 9 september 2019. Verzoekers hebben aangevoerd dat, zakelijk weergegeven,  de beslissing onacceptabel is vanwege de geconstateerde gebreken, verzuimen, juridische misslagen en schending van het recht.

3    BEOORDELING

3.1    De voorzitter overweegt allereerst dat in de Advocatenwet (hierna: Aw) niet is voorzien in de mogelijkheid om te verzoeken tot herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak van de raad. De voorzitter is van oordeel dat de algemene beginselen van behoorlijk (tucht)procesrecht met zich brengen dat in bijzondere gevallen desondanks zou moeten kunnen  worden verzocht om herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak. Hij zoekt hierbij aansluiting bij het bepaalde in artikel 52 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (hierna: Wet BIG), in welk artikel een regeling is opgenomen aangaande de mogelijkheid tot herziening van onherroepelijke medische tuchtbeslissingen.

Artikel 52 Wet BIG  bepaalt “dat herziening van een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing waarbij een maatregel werd opgelegd, mogelijk is, wanneer naderhand omstandigheden zijn gebleken die naar ernstig vermoeden tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid, indien zij tijdig bekend waren geworden(…)”.

Voorts is in artikel 52 Wet BIG bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur hierover nadere regels worden gesteld.

3.2    De in voormeld artikel bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit van 20 mei 1997, houdende regelen inzake tuchtrechtspraak en maatregelen wegens ongeschiktheid (Tuchtrechtbesluit BIG). In artikel 23 van het Tuchtrechtbesluit BIG is – voor zover hier relevant – omschreven door wie het verzoekschrift tot herziening kan worden ingediend en aan welke voorwaarden het verzoekschrift dient te voldoen. Hieruit volgt dat alleen degene over wie was geklaagd en aan wie een maatregel is opgelegd zoals bedoeld in – met analoge toepassing – artikel 48, tweede lid, Aw, kan verzoeken om herziening.

3.3    De voorzitter zoekt ook wat betreft de nadere uitwerking van de mogelijkheid tot herziening aansluiting bij de regelgeving in het medische tuchtrecht. Hij stelt vast dat die regelgeving (zoals opgenomen in de artikelen 52 Wet BIG en 23 van het Tuchtrechtbesluit BIG alsmede de wetsgeschiedenis van de Wet BIG (Kamerstukken II 34 629, 2016/17, nr. 3, blz. 4-6)) zich verzet tegen een interpretatie die met zich brengt dat de raad een verzoek tot herziening van een oorspronkelijke klager kan honoreren. Omdat verzoekers tot herziening in de klachtzaak oorspronkelijk klagers waren, zullen verzoekers in het verzoek tot herziening niet ontvankelijk worden verklaard.

3.4    De voorzitter overweegt ten slotte ten overvloede nog het volgende. Het  bijzondere rechtsmiddel van herziening is zeker niet bedoeld om een hernieuwde discussie te voeren of om een discussie over de betreffende uitspraak te openen. Gelet op de summiere (feitelijke) onderbouwing die door verzoekers aan het herzieningsverzoek ten grondslag is gelegd heeft het er alle schijn van dat dit wel de bedoeling is van verzoekers.

BESLISSING

De voorzitter:

- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek tot herziening.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, met bijstand van mr. D.L. van Lijf als griffier op 20 januari 2020.