ECLI:NL:TADRARL:2020:37 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-607

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:37
Datum uitspraak: 17-02-2020
Datum publicatie: 19-02-2020
Zaaknummer(s): 19-607
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder heeft de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerder is niet gehouden jegens klaagsters de onderbouwing van zijn aansprakelijkstelling weer te geven in de vorm van overlegging van de anonieme getuigenverklaringen die hij van zijn cliënte heeft ontvangen. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline  in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 februari 2020

in de zaak 19-607

naar aanleiding van de klacht van:

klaagsters

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 3 september 2019 met kenmerk 2019 KNN065/911812, door de raad ontvangen op dezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder is de advocaat van de stichting Stichting Bewonersbelang Onderzoek Bouwgrond (hierna: de Stichting). Bij brief van 7 maart 2019 heeft verweerder namens de Stichting klaagsters aansprakelijk gesteld voor de door de leden van de Stichting geleden schade als gevolg van door klaagsters geleverd zand dat bij de aanleg van een nieuwbouwwijk is toegepast. Volgens de Stichting zou dit zand niet schoon en veilig zijn.

1.2    Bij e-mail van 14 maart 2019 hebben klaagsters de aansprakelijkheid afgewezen omdat uit diverse onafhankelijke onderzoeken zou zijn gebleken dat het zand wel schoon en veilig is.

1.3    Bij brief van 5 april 2019 heeft verweerder de advocaat van klaagsters onder meer geschreven:

“Inmiddels beschikt cliënte ook over anonieme getuigenverklaringen van personen die stellen dat uw cliënte buiten de keuring om rechtstreeks zwaar vervuilde gronden heeft vermengd met schone grond en die heeft toegepast in of onder bepaalde woonwijken. Cliënte beraadt zich hier nog over. Indien deze informatie juist blijkt te zijn, is dat sowieso in strijd met de geldende milieuwetgeving en ook strafbaar. Cliënte behoudt zich uitdrukkelijk alle rechten voor op dit punt.”

1.4    Bij e-mail van 23 april 2019 heeft de advocaat van klaagsters verweerder verzocht hem binnen zeven dagen de namen van de anonieme getuigen en de afgelegde verklaringen te doen toekomen.

1.5    Op 29 april 2019 hebben klaagsters het door verweerder namens de Stichting bij de rechtbank Gelderland ingediende verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ontvangen.

1.6    Bij brief van 7 mei 2019 heeft verweerder het verzoek van de advocaat van klaagsters om de namen van de anonieme getuigen en de door hen afgelegde verklaringen aan hem te doen toekomen afgewezen.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, kort en zakelijk weergegeven in, dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij: 

a)    de ongefundeerde beschuldiging, althans verdachtmaking, middels de verklaring van anonieme getuigen, aan het adres van klaagsters doet, namelijk dat zij een ernstig milieudelict hebben gepleegd, en weigert om de anonieme getuigenverklaringen aan klaagsters over te leggen;

b)    een ernstige beschuldiging aan het adres van klaagsters heeft geuit zonder klaagsters de mogelijkheid te geven om hier adequaat op te reageren;

c)    oncontroleerbare – en daardoor onweerlegbare – bijzonder schadelijke beschuldigingen heeft geuit door middel van niet overgelegde verklaringen van anonieme getuigen die bovendien in een civiele procedure niet mogen worden gebruikt; dit is louter stemmingmakerij met mogelijk zeer schadelijke gevolgen voor klaagsters;

d)    met zijn handelwijze geen, althans onvoldoende, rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van klaagsters en de belangen van klaagsters op ontoelaatbare wijze schendt;

e)    onvolledige, onjuiste en oncontroleerbare informatie heeft verstrekt.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    De verschillende klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op de brief van verweerder aan de advocaat van klaagsters van 5 april 2019 (zie hiervoor, 1.3).

4.3    Anders dan klaagsters, is de voorzitter van oordeel dat verweerder met zijn brief de grenzen van de hem als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden. Verweerder heeft de advocaat van klaagsters slechts meegedeeld dat zijn cliënte over anonieme getuigenverklaringen beschikt, dat zijn cliënte zich daarover nog beraadt en dat als de informatie uit die verklaringen juist blijkt te zijn, er (door klaagsters) in strijd is gehandeld met de geldende milieuwetgeving hetgeen strafbaar is. Anders dan klaagsters stellen heeft verweerder hen hiermee niet beschuldigd van een strafbaar feit. Ook van een ongefundeerde ‘beschuldiging’ is geen sprake, aangezien verweerder heeft verwezen naar de anonieme getuigenverklaringen. Verweerder is niet gehouden jegens klaagsters de onderbouwing van zijn aansprakelijkstelling weer te geven in de vorm van overlegging van de anonieme getuigenverklaringen die hij van zijn cliënte heeft ontvangen. Verweerder heeft in zijn brief de inhoud van de verklaringen kort samengevat (klaagsters zouden buiten de keuring om rechtstreeks zwaar vervuilde grond hebben vermengd met schone grond) zodat klaagsters daarop konden reageren. Dat verweerder in zijn brief feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist zijn, is niet gebleken. Dat verweerder aanleiding had te twijfelen aan de juistheid van de anonieme getuigenverklaringen is evenmin gebleken. Het antwoord op de vraag of klaagsters inderdaad zwaar vervuilde grond hebben vermengd met schone grond, wat volgens klaagsters niet zo is en volgens de getuigenverklaringen wel, is voorbehouden aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter. Dat verweerder overigens de belangen van klaagsters op ontoelaatbare wijze heeft geschonden is niet gebleken.

4.4    De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 17 februari 2020.

griffier                                                  voorzitter