ECLI:NL:TADRAMS:2020:31 Raad van Discipline Amsterdam 19-508/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:31
Datum uitspraak: 10-02-2020
Datum publicatie: 17-02-2020
Zaaknummer(s): 19-508/A/A
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 10 februari 2020

in de zaak 19-508/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 september 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij per e-mail verzonden brief van 11 december 2018 heeft klager een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 8 januari 2019 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) aangewezen om het onderzoek naar de klacht uit te voeren.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 juli 2019 met kenmerk 2018-758121, door de raad ontvangen op 25 juli 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 9 september 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 september 2019 is verzonden aan klager.

1.4    Bij per e-mail gestuurde brief van 24 september 2019, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 januari 2020 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 24 september 2019.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    VERZET

3.1    Klager voert in verzet aan dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat niet vastgesteld kan worden dat de mening van verweerder is veranderd. Dat de mening van verweerder wel degelijk is veranderd blijkt immers uit de stukken.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht kan worden gekomen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Twijfel kan mogelijk bestaan bij het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat, daargelaten de vraag of het tuchtrechtelijk verwijtbaar is als verweerder van mening zou zijn veranderd, niet kan worden vastgesteld dat verweerder van mening is veranderd. Verweerder heeft in zijn brief aan klager van 13 maart 2018 weliswaar verwezen naar het arrest van het hof van 19 december 2017, maar hiermee heeft verweerder zich de overwegingen van dat arrest niet eigen gemaakt. In het dekenbezwaar van 27 maart 2018 heeft verweerder in het midden gelaten of sprake is van vergelijkbare zaken.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en M. Middeldorp, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2020.

Griffier    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2020 verzonden.