ECLI:NL:TADRAMS:2020:13 Raad van Discipline Amsterdam 19-626/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:13
Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 20-01-2020
Zaaknummer(s): 19-626/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 13 januari 2020

in de zaak 19-626/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 oktober 2019 op de klacht van:

klagers

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 februari 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 12 september 2019 met kenmerk 2019-795999, door de raad ontvangen op 13 september 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 28 oktober 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard welke beslissing op 28 oktober 2019 is verzonden aan klagers.

1.4    Bij brief van 18 november 2019, door de raad ontvangen op 18 november 2019, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2019 in aanwezigheid van klagers, vergezeld door hun gemachtigde de heer mr. P.M. Smits, en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 18 november 2019, door de raad ontvangen op 18 november 2019.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op, met uitzondering van het navolgende. Klagers voeren aan dat in het feitenoverzicht een groot aantal passages ontbreekt uit de tussen partijen gevoerde correspondentie. 

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

4    BEOORDELING

4.1    Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klagers te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.

4.2    Wat betreft de feitenvaststelling door de voorzitter overweegt de raad dat niet alle naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden opgenomen. Het gaat om een zakelijke opgave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. In het bijzonder behoefde de voorzitter niet al die feiten op te nemen die klagers voor hen gunstig en relevant achten. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn, is niet gebleken. Voorts geldt dat ook als de voorzitter alle door klagers in hun verzetschrift gestelde feiten bij zijn beslissing had betrokken, dit niet tot een andere uitkomst had geleid.

4.3    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

4.4    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2020.

Griffier    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2020 verzonden.