ECLI:NL:TAHVD:2019:226 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180221

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:226
Datum uitspraak: 11-01-2019
Datum publicatie: 14-02-2020
Zaaknummer(s): 180221
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen lid van de Raad van de Orde van Advocaten. Verweerster zou tijdens een kantoorbezoek niet hebben gehandeld zoals het een behoorlijk lid van de Raad van de Orde van Advocaten betaamt. Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. Bekrachtiging beslissing van de raad.

BESLISSING                                   

van 11 januari 2019

in de zaak 180221

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager       

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 16 juli 2018, onder nummer 17-958, aan partijen toegezonden op 16 juli 2018, waarbij de klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

1.2    De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2018:160.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 augustus 2018 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-     de stukken van de eerste aanleg;

-     antwoordmemorie zijdens verweerster van 8 oktober 2018;

-     schrijven van klager van 18 oktober 2018.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 november 2018, waar klager met zijn echtgenote en verweerster met gemachtigde zijn verschenen. Klager heeft zijn aantekeningen voor de zitting overgelegd; gemachtigde van verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat: 

verweerster niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk lid van de Raad van de Orde van Advocaten betaamt.

Toelichting

3.2   Verweerster heeft meteen aan het begin van het kantoorbezoek op 26 juni 2014 gezegd dat zij een “verpletterend rapport” over klager zou opstellen en dat zij op grond van een ‘signaal’ van de rechtbank het kantooronderzoek heeft uitgevoerd. Dit was voordat zij een dossier had ingekeken en de betreffende formulieren had ingevuld. Op de vraag van klager van welke rechter en in welke zaak het signaal afkomstig was, heeft klager van de Orde geen antwoord gekregen. Het druist tegen alle regels in om meteen een kantoorbezoek af te leggen zonder de advocaat daarvan in kennis te stellen en zijn mening daarover te hebben gehoord.

3.3    Bij het latere kantoorbezoek (in opdracht van het Hof van Discipline) op 31 januari 2017 heeft verweerster 27 dossiers van kaft tot kaft bestudeerd en alles genoteerd. Op grond daarvan heeft verweerster bewust en met opzet een onjuist rapport opgesteld. Verweerster wist of kon weten dat het bewust opstellen van een onjuist rapport tot schrapping van klager zou leiden. Verweerster heeft bovendien niet overlegd over dit rapport met de advocaat van klager, mr. S. Verweerster heeft het Hof van Discipline misleid. Verweerster heeft gehandeld in strijd met nationale en internationale regelgeving en zich onder meer schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en meineed.

4    FEITEN

4.1    In de beslissing van de raad zijn onder overweging 2 de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht die aanleiding geven deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht. 

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 16 juli 2018, onder nummer 17-958, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. V. Wolting, G.C. Endedijk,

E.J. Numann en A.J. Louter, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 11 januari 2019.