ECLI:NL:TAHVD:2019:223 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190171

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:223
Datum uitspraak: 13-12-2019
Datum publicatie: 11-02-2020
Zaaknummer(s): 190171
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beroep ondanks appelverbod. Geen doorbreking van het appelverbod, omdat de leden van de behandelend kamer bij de raad bij aanvang van de mondelinge behandeling aan hem zijn voorgesteld. Klager had op dat moment de gelegenheid tegen de gewijzigde samenstelling van de kamer bezwaar te maken. Voorts had klager tijdens die zitting de mogelijkheid de tuchtrechter te wraken. Klagers heeft van beide mogelijkheden geen gebruik gemaakt. Voor zover klager het oneens is met de motivering van de raadsbeslissing, geldt dat dit een inhoudelijke beroepsgrond is, die niet kan leiden tot doorbreking van het appelverbod. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

BESLISSING                                  

van 13 december  2019   

in de zaak 190171

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 3 juni 2019, gewezen onder nummer 18-577 en aan partijen toegezonden op 3 juni 2019. Hierin is het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van die raad van 3 oktober 2018, gewezen onder hetzelfde nummer, ongegrond verklaard. In die voorzittersbeslissing is de klacht van klager tegen verweerder kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, voor zover die betrekking heeft op het e-mailbericht van verweerder van 12 februari 2015, en is de klacht voor het overige kennelijk ongegrond verklaard.

De verzetsbeslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2019:156. De voorzittersbeslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2018:215.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift met bijlagen van klager is op 28 september 2019 door de griffie van het hof ontvangen, nadat tussen klager en de griffie van het hof vanaf 4 juli 2019 per e-mail is gecorrespondeerd over de mogelijkheid van hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van het dossier van de raad van discipline.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 18 oktober 2019, waar klager met zijn gemachtigde, mr. Z. Sivro, is verschenen. De gemachtigde van klager heeft een pleitnota met bijlage aan het hof overgelegd en voorgedragen.

3    BEOORDELING

3.1    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van een raad van discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, dat was gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarin een klacht kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is verklaard dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen. Dit appelverbod kan enkel worden doorbroken indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

3.2    Klager stelt zich op het standpunt dat de raad fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden en heeft daartoe de volgende gronden aangevoerd:

1. de raad heeft de samenstelling van de kamer gewijzigd zonder klager daarover te informeren (klager spreekt van een ‘overvaltactiek’). Klager heeft bezwaar tegen deze wijziging omdat mr. Dulack en zijn vervanger mr. Tan elkaar kennen buiten hun werkzaamheden voor de raad om zodat laatstgenoemde de schijn van partijdigheid heeft en de zaak niet onafhankelijk is behandeld. 

2. de verzetsbeslissing van de raad bevat geen motivering van de afwijzing van de klacht.

3.3   Het hof is van oordeel dat geen sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen. Het hof oordeelt over de aangevoerde gronden als volgt:

ad 1. Klager is blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij aanvang door de voorzitter van de raad geïnformeerd over de gewijzigde samenstelling van de behandelende kamer. Klager had op dat moment de gelegenheid om bezwaar te maken tegen deze wijziging omdat hij bijvoorbeeld wilde uitzoeken wie de vervangende tuchtrechter was (klager heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt). Alsdan is er geen sprake geweest van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel. Voor zover klager meent dat mr. Tan zich partijdig heeft opgesteld, had hij de mogelijkheid om te wraken (klager heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt).

ad 2. De raad heeft de gronden van verzet behandeld en vervolgens geoordeeld dat de voorzitter van de raad op goede gronden tot een afwijzing van de klacht is gekomen. De stelling van klager dat de beslissing ongemotiveerd is, is feitelijk onjuist. Voor zover klager het oneens is met de inhoud van deze motivering, geldt dat dit (slechts) een materiële beroepsgrond is en geen schending van fundamentele rechtsbeginselen die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigt. 

3.4    Het hof komt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beroep van klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2019, gewezen onder nummer 18-577, niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019.                                   

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 13 december 2019.