ECLI:NL:TAHVD:2019:179 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190031

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:179
Datum uitspraak: 04-11-2019
Datum publicatie: 15-11-2019
Zaaknummer(s): 190031
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over niet tijdig informeren van overname van zaak van (voormalig) kantoorgenote. Het hof oordeelt dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster mocht de afweging maken om, gelet op de slechte bereikbaarheid van klager en de feestdagen, klager na deze feestdagen over haar overname van de zaak te informeren. Vernietiging beslissing raad. Klacht ongegrond.

BESLISSING

van 4 november 2019

in de zaak 190031

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerster

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 7 januari 2019, gewezen onder nummer

18-386/DB/ZWB. Deze beslissing is op 7 januari 2019 aan partijen toegezonden. De raad heeft klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond verklaard. De raad heeft aan verweerster de maatregel van waarschuwing opgelegd en haar in de proceskosten veroordeeld.

Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2019:1.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van 5 februari 2019, waarbij verweerster van deze beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 6 februari 2019 per e-mail en op 7 februari 2019 per post door de griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennisgenomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    een brief van klager van 17 februari 2019;

-    een brief van klager 22 augustus 2019.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 9 september 2019. Gelet op de samenhang met de klacht van klager in klachtzaak 190012 zijn beide klachten gelijktijdig behandeld. Verweerster is verschenen met haar gemachtigde, mr. I.F. Schouwink. Klager is eveneens verschenen. De gemachtigde van verweerster heeft gepleit aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. verweerster klager niet tijdig heeft geïnformeerd dat zij haar (voormalig) kantoorgenote zou vervangen;

2. verweerster klager niet tijdig heeft geïnformeerd dat de zitting bij de kantonrechter was en niet bij de rechtbank.

4    FEITEN

4.1    De raad heeft in de bestreden beslissing feiten vastgesteld waartegen in hoger beroep geen grieven zijn gericht. Het hof neemt die feiten, alsmede de feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan bij de beoordeling tot uitgangspunt. Het gaat om de volgende feiten.

4.2    Klager werd in een letselschadezaak bijgestaan door mr. B, voormalig kantoorgenote van verweerster. Mr. B heeft bij brief van 3 oktober 2016 aan klager een afschrift van haar namens klager aan de rechtbank verzonden verzoekschrift toegestuurd. De griffier van de rechtbank heeft bij brief van 10 november 2016 een oproep voor de zitting van de kantonrechter op 12 januari 2017 om 9.30 uur aan mr. B toegezonden. Mr. B heeft bij brief van 14 november 2016 een afschrift van de oproep aan klager toegezonden en hem verzocht een afspraak te maken om de zitting voor te bereiden. Mr. B heeft bij brief van 17 november 2016 de met klager op 5 januari 2017 gemaakte afspraak bevestigd. Mr. B heeft op 30 november 2016 haar arbeidsovereenkomst bij het kantoor van verweerster opgezegd. Op 16 december 2016 was de laatste werkdag van mr. B bij het kantoor van verweerster.

4.3    Op 16 december 2016 heeft verweerster het dossier van klager met een overdrachtsnotitie van mr. B ontvangen.

4.4    Op 5 januari 2017 heeft verweerster klager uit de wachtkamer van haar kantoor opgehaald en hem medegedeeld dat zij de zaak van klager, wegens het vertrek van mr. B, had overgenomen. Op 12 januari 2017 heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift door de kantonrechter plaatsgevonden. Verweerster heeft klager tijdens de zitting bij de kantonrechter bijgestaan.

4.5    Verweerster heeft bij brief van 14 februari 2017 een afschrift van de beschikking van de rechtbank van 9 februari 2017 aan klager toegezonden. Verweerster heeft klager geïnformeerd over de inhoud van de beschikking. Zij schreef voorts dat zij zich kon voorstellen dat klager teleurgesteld was in de uitspraak, maar dat zij weinig aanleiding zag om verdere juridische stappen te ondernemen.

4.6    Op 21 februari 2017 heeft een bespreking tussen klager en verweerster op kantoor van verweerster plaatsgevonden. Verweerster heeft klager bij brief d.d. 27 februari 2017 bericht dat zij contact had opgenomen met de wederpartij, maar dat deze niet bereid was om een schikking te treffen. Verweerster bevestigde voorts haar eerdere mededeling dat zij niet verder voor klager zou optreden. Zij schreef dat haar specialisme niet meer op het gebied van letselschade lag en adviseerde klager om, indien hij verder wilde procederen, een andere advocaat in te schakelen. Op 2 maart 2017 is het dossier aan klager overgedragen.

5    BEOORDELING

5.1    In dit hoger beroep is alleen klachtonderdeel 1 aan de orde. De raad heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel overwogen dat van verweerster aan wie het dossier van klager was overgedragen verwacht had mogen worden dat zij klager tijdig voor de bespreking van 5 januari 2917 en de zitting van 12 januari 2017 had geïnformeerd over het vertrek van mr. B en de overdracht van de zaak aan haar. Nu verweerster er bewust voor heeft gekozen om klager pas op 5 januari 2017 te informeren heeft zij naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.2    Verweerster kan zich niet vinden in het oordeel van de raad en heeft daartegen gegriefd. Zij heeft aangevoerd dat op 23 december 2016 duidelijk werd dat zij het dossier van klager ging behandelen. Omdat verweerster klager niet per e-mail of per mobiele telefoon kon bereiken en zij op zijn vaste nummer geen gehoor kreeg heeft zij ervoor gekozen om hem op 5 januari 2017 mondeling te informeren. Zij is van mening dat het, gelet op de slechte bereikbaarheid van klager en de feestdagen, tijdig was. De raad heeft een voor de praktijk onwerkbare norm geformuleerd. Daarbij geeft verweerster aan dat het wellicht anders had gekund maar niet anders had gemoeten.

5.3    Klager heeft kort gezegd aangevoerd dat door de handelwijze van verweerster het kantoorbelang zwaarder heeft gewogen dan zijn belang. Volgens hem heeft de raad een juiste beslissing genomen.

5.4    Anders dan de raad is het hof van oordeel dat verweerster gelet op alle omstandigheden van dit geval, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager pas op 5 januari 2017 mondeling te informeren over het vertrek van mr. B en dat zij mr. B zou vervangen. Dat berust op het volgende.

5.5    Het hof heeft geconstateerd dat mr. B weliswaar op 30 november 2016 haar arbeidsovereenkomst met het kantoor van verweerster heeft opgezegd, maar onweersproken is gebleven dat verweerster pas op 16 december 2016 het dossier van klager onder zich heeft gekregen. Toen duidelijk werd dat het dossier niet extern kon worden ondergebracht, heeft verweerster het dossier vanaf 24 december 2016 bestudeerd. Gelet op de feestdagen (de kerstdagen en oud en nieuw) en de slechte bereikbaarheid van klager mocht verweerster de afweging maken om klager op 5 januari 2017 te informeren over de gang van zaken. Verweerster heeft hierbij ook kunnen meewegen dat zij klager al kende van een eerdere zaak en op grond daarvan de inschatting mogen maken dat klager zich om die reden niet overvallen zou voelen. Hoewel klager heeft weersproken dat verweerster eerder voor hem als zijn advocaat heeft opgetreden, is wel aannemelijk geworden dat hij verweerster (her)kende. Het hof is ervan overtuigd dat, als, verweerster de indruk had gehad dat klager zich niet door haar  wilde laten bijstaan, zij de gelegenheid zou hebben benut om de rechter daarover te informeren en om uitstel van de zitting te verzoeken.

5.6    Het vorenstaande voert het hof tot de slotsom dat de beslissing van de raad moet worden vernietigd voor zover die ziet op de beslissing ten aanzien van klachtonderdeel 1 en de bijbehorende proceskostenveroordeling. Dat klachtonderdeel tegen verweerster dient alsnog ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch van 7 januari 2019, gewezen onder nummer 18-386/DB/ZWB voor zover die ziet op de beslissing ten aanzien van klachtonderdeel 1 en de bijbehorende proceskostenveroordeling;

en in zoverre opnieuw recht doende:

-    verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.J.M.E. Arpeau, W.A.M. van Schendel, H.J.P. Robers en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2019.

griffier        voorzitter

De beslissing is verzonden op 4 november 2019.