ECLI:NL:TAHVD:2019:146 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190079

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:146
Datum uitspraak: 14-06-2019
Datum publicatie: 19-09-2019
Zaaknummer(s): 190079
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag ex art. 13 Advw. Nadat het hof een beklag van klaagster tegen een beslissing van de deken om geen advocaat toe te wijzen gegrond heeft verklaard, heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat opnieuw ter hand genomen. De deken heeft daarbij klaagster om aanvullende informatie verzocht om het verzoek te kunnen beoordelen. Nu klaagster de benodigde informatie niet heeft verstrekt, heeft de deken op juiste gronden het verzoek afgewezen. Beklag ongegrond.

BESLISSING

van 14 juni 2019

in de zaak 190079

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

De heer N. (verder: de gemachtigde van klaagster) heeft namens klaagster bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 12 maart 2019 heeft de deken dit verzoek afgewezen. Per e-mail van 28 maart 2019 heeft de gemachtigde van klaagster zich beklaagd over de afwijzende beslissing van de deken.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 28 maart 2019 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van de brief met bijlagen van 1 mei 2019 van de deken.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 mei 2019. Bij deze behandeling verschenen de gemachtigde van klaagster en de deken.

3    FEITEN

3.1    De gemachtigde van klaagster heeft bij e-mailberichten van 18 april 2018, 21 april 2018 en 23 april 2018 verzocht om aanwijzing van een advocaat in verband met een voorlopig deskundigenbericht ex artikel 202 lid 1 Rv. Klaagster stelt schade te hebben geleden door een verkeerde diagnose en onjuist voorgeschreven medicatie door een psychiater. Daardoor is klaagster haar baan als directiesecretaresse kwijtgeraakt.

3.2    Op 18 juni 2018 heeft de deken het verzoek van klaagster afgewezen. Volgens de deken had klaagster niet voldoende duidelijk gemaakt dat de door haar geleden schade hoger is dan de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter ad € 25.000,-. Aldus dient de zaak te worden voorgelegd aan de kantonrechter, voor welke procedure geen bijstand van een advocaat verplicht is.

3.3    Tegen deze beslissing van de deken is door de gemachtigde van klaagster een beklag bij het hof ingediend. Bij beslissing van 21 december 2018 heeft het hof het beklag gegrond verklaard. In vervolg op deze beslissing heeft het hof partijen bericht dat wordt verwacht dat de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat van klaagster opnieuw ter hand neemt en een nieuwe beslissing neemt, waartegen beklag bij het hof open staat.

3.4    De deken heeft het verzoek opnieuw ter hand genomen met zijn e-mailbericht van 14 januari 2019, waarin hij de gemachtigde van klaagster verzocht om aanvullende informatie te verstrekken om het verzoek te kunnen beoordelen. In de

e-mailberichten van 14 januari 2019, 15 januari 2019, 16 januari 2019, 18  januari 2019 en 20 januari 2019 schrijft de gemachtigde van klaagster dat de deken met zijn vragen ontoelaatbare voorwaarden stelt voor de aanwijzing van een advocaat en dat de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat niet goed heeft begrepen.

3.5    De deken heeft de gemachtigde van klaagster als volgt bericht: “Naar ik nu begrijp verzoekt [klaagster] om aanwijzing van een advocaat om een verklaring voor recht te vorderen (ex artikel 3:302 BW) inhoudende dat [psychiater] persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die [klaagster]  heeft geleden als gevolg van de door [psychiater] gestelde verkeerde diagnose.” Diezelfde dag heeft de gemachtigde van klaagster de deken bericht dat hij akkoord is met deze omschrijving van het verzoek om een advocaat.

3.6    De deken heeft de gemachtigde van klaagster per e-mail van 30 januari 2019 gevraagd om aanvullende informatie om het verzoek te kunnen beoordelen en daartoe 11 vragen geformuleerd. Vervolgens heeft tussen de deken en de gemachtigde van klaagster e-mailcontact plaatsgevonden, waarin de gemachtigde van klaagster zich verzet tegen de beantwoording van die vragen en de deken heeft benadrukt dat voormelde informatie voor de beoordeling van het verzoek benodigd is. Na de wisseling van vier e-mailberichten heeft de gemachtigde van klaagster zes van de elf vragen beantwoord. Daarbij stelt hij zich op het standpunt dat de deken klachtwaardig handelt door extra voorwaarden te stellen voor de aanwijzing van een advocaat.

3.7    Op 12 maart 2019 heeft de deken afwijzend beslist op het aangepaste verzoek om een advocaat van klaagster. De deken heeft het verzoek afgewezen omdat hij geen inzicht heeft gekregen in de haalbaarheid van de procedure en in welke rechter bevoegd is om van de vordering van klaagster kennis te nemen.

4    BEOORDELING

4.1    Het beklag houdt in dat de deken het verzoek van klaagster om aanwijzing van een advocaat verkeerd heeft begrepen. De vordering van klaagster is van onbepaalde waarde zodat in een procedure procesvertegenwoordiging verplicht is. Daarnaast stelt de deken op onjuiste gronden elf voorwaarden voor de aanwijzing van een advocaat.

4.2    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen.

4.3    Uit jurisprudentie van het hof volgt dat sprake is van een gegronde reden als een klager, ondanks verzoeken daartoe, onvoldoende inzicht heeft verschaft in de zaak waarvoor bijstand van een advocaat is gewenst (HvD 16 november 2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:292 en HvD 25 september 2017,ECLI:NL:TAHVD:2017:181). Het ligt op de weg van een verzoeker om de deken in staat te stellen een verzoek ex artikel 13 Advocatenwet ten gronde te beoordelen.

4.4    Het hof is van oordeel dat dergelijke gegronde redenen in dit geval aanwezig zijn.

4.5    Na de beslissing van het hof van 21 december 2018 heeft de deken de zaak opnieuw bekeken. In de voorliggende kwestie heeft de deken klaagster meerdere malen expliciet verzocht om informatie ter beoordeling van het verzoek en daarbij aan de hand van elf vragen concreet gemaakt welke informatie benodigd is om de haalbaarheid van een procedure te kunnen beoordelen en om te bekijken welke rechter bevoegd zou zijn. De gemachtigde van klaagster heeft namens klaagster van de elf vragen weliswaar de eerste zes vragen beantwoord maar zeer summier en niet onderbouwd met schriftelijke stukken. Ook na herhaald verzoek weigerde de gemachtigde van klaagster de overige vijf vragen te beantwoorden.

4.6    Naar het oordeel van het hof heeft de deken het verzoek van de gemachtigde van klaagster op juiste gronden afgewezen. Het verzoek van klaagster is onvoldoende onderbouwd, met name doordat zij nauwelijks openheid van zaken heeft gegeven. De deken heeft zich hierdoor geen goed beeld kunnen vormen van de haalbaarheid van de procedure die klaagster kennelijk beoogt. Op grond van de inhoud van het dossier oordeelt het hof dat de deken zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat voldoende aanknopingspunten voor een juridische procedure ontbreken, dat hij het verzoek om aanwijzing van een advocaat daarom niet kan beoordelen en om die reden niet tot aanwijzing van een advocaat kon overgaan.

4.7    Het beklag tegen de afwijzende beslissing van de deken moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.8    Ter zitting bij het hof heeft de gemachtigde van klaagster desgevraagd aangegeven dat er wel meer gegevens zijn over de vordering van klaagster tegen de psychiater. Zo zou er een klacht zijn ingediend bij de instelling waar klaagster verbleef en is er een medisch dossier. Het hof sluit niet uit dat klaagster mogelijk een vordering heeft op de psychiater, maar voor het aanwijzen van een advocaat moet die vordering wel nader worden onderbouwd. Het hof geeft klaagster in overweging het juridisch loket te benaderen voor nader advies om de vordering tegen de psychiater te onderbouwen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klaagster van 28 maart 2019 tegen de beslissing van 12 maart 2019 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. W.A.M. van Schendel, J. Italianer, R. Verkijk en H.J.P. Robers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2019.