ECLI:NL:TADRSHE:2019:185 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-323/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:185
Datum uitspraak: 09-12-2019
Datum publicatie: 11-12-2019
Zaaknummer(s): 19-323/DB/ZWB
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 9 december 2019

in de zaak 19-323/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 juli 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 25 juli 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij e-mail d.d. 23 mei 2019 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 11 juli 2019 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 11 juli 2019 verzonden aan klager.

1.4      Bij e-mail d.d. 9 augustus 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2019. Verschenen zijn klager, bijgestaan door de heer M, en verweerder.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in zijn hoedanigheid van curator:

1.         bij de afhandeling van het faillissement onvoldoende voortvarend te werk is gegaan, waardoor crediteuren zijn benadeeld en klager niet verder kon gaan met zijn leven;

2.         klager geen inzage heeft willen geven in de uren die hij in de zaak heeft gewerkt.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

1.    het door de voorzitter aangelegde criterium voor de beoordeling van de klacht, zoals geformuleerd in rechtsoverweging 4.3, doet niet af aan het gegeven dat verweerder zich als curator niet heeft ingezet voor de benadeelde partijen en dat meerdere partijen (onder wie klager) de dupe zijn geworden van het niet willen handelen en het denken in eigen belang door verweerder,

2.    anders dan de voorzitter heeft overwogen in rechtsoverweging 4.5., heeft verweerder door zijn handelingen en gedrag in het faillissement wel degelijk het vertrouwen in de advocatuur geschaad.

4          BEOORDELING  

4.1       De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan de artikelen 46g lid 1 aanhef en sub a en 46j lid 1 sub c Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en mr. J.B. de Meester, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 december 2019.

Griffier                                                                                               Voorzitter